thema 6 afweer

thema 6 afweer
1. bescherming
2. afweer.
3.immuniteit
4. Transplantatie en bloedtransfusie
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

thema 6 afweer
1. bescherming
2. afweer.
3.immuniteit
4. Transplantatie en bloedtransfusie

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
1. Je kunt de werking en functie van de huid bij de afweer van de mens beschrijven.
2. je kunt de afweer mechanismen van planten herkennen
3. je kunt de vormen van aangeboren afweer beschrijven
4. je kunt de vormen van verworven afweer beschrijven
5. Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan
6. Je kunt beschrijven welke problemen door antigenen kunnen ontstaan bij transplantaties en bloedtransfusies

Slide 2 - Tekstslide

belangrijke begrippen
infectie: het binnen dringen van ziekteverwekkers ( pathogenen) in je lichaam.
mechanische afweer;( fysieke aanpassingen) traanvocht, speeksel, slijm in verteringsstelsel, uitscheidingsstelsel
Chemische afweer: gebruik van stoffen om indringers buiten te houden. ( maagsap bevat zoutzuur, bacterien op huid

Slide 3 - Tekstslide

bescherming bij planten
planten staan aan het begin van de voedselketen en worden dus voortdurend gegeten door dieren.
Ze hebben drie vormen van afweer: mechanische afweer, chemische afweer en indirecte afweer. 

Slide 4 - Tekstslide

mechanische afweer (planten)
Zo hebben sommige planten doornen of stekels op de stengel, zoals rozen (Rosa) of bramen (Rubus). Andere hebben prikkelende haartjes (brandharen) op de bladeren, die veelal irriterende stoffen bevatten. De brandnetel (Urtica) is daar een voorbeeld van. Deze structurele aanpassingen bemoeilijken veelal het aanvreten of grazen op deze planten.

Slide 5 - Tekstslide

chemische afweer (planten)
Planten produceren vele verschillende stoffen (secundaire plantenstoffen) die herbivoren af weren. Deze kunnen ervoor zorgen dat de plant niet lekker smaakt, bijvoorbeeld heel bitter is, of zelfs giftig is. Bekende groepen plantenstoffen met onder meer deze functie zijn alkaloïden en isothiocyanaten.

Een bekend voorbeeld is de productie van nicotine door de gewone tabaksplant (Nicotiana tabacum). Nicotine is zeer giftig; weinig organismen zijn daar tegen resistent. Voor mensen bijvoorbeeld zijn enkele tientallen milligram nicotine al dodelijk. Ook de productie van cafeïne door de koffieplant (Coffea) is een vorm van chemische afweer. Deze stof verlamt bepaalde insecten die de plant aanvreten.
Bij veel vormen van chemische afweer is deze constant in de plant aanwezig. Maar vaak wordt een chemisch afweermechanisme in werking gezet door de aanwezigheid van een herbivoor. Zo gaat de tabaksplant pas nicotine produceren als deze wordt aangevreten.

Slide 6 - Tekstslide

Indirecte afweer
Wanneer planten worden aangevreten door bepaalde insecten, kunnen ze geurstoffen afgeven die de natuurlijke vijand van deze insecten aantrekken. Er is dan sprake van indirecte afweer. Een voorbeeld is de sperzieboon (Phaseolus vulgaris) die wordt belaagd door de bonenspintmijt (Tetranychus urticae). Wanneer de plant wordt aangevreten, geeft deze geurstoffen af die de roofmijt (Phytoseiulus persimilis), de natuurlijke vijand van de bonenspintmijt, aantrekt. Daarnaast blijken bonenplanten in de directe omgeving van aangevreten planten ook deze geurstoffen op te vangen. De naastliggende plant gaat hierop tevens deze geurstoffen produceren om de roofmijt aan te trekken.

Er zijn ook planten die onderdak en voedsel bieden aan de natuurlijke vijanden van de herbivoren zodat ze deze continu bij zich houden. Zo zijn er boomsoorten van het geslacht Acacia die holle stekels hebben, waarin mieren kunnen huizen. Bovendien produceren ze extra nectar voor de mieren. Deze mieren verdedigen vervolgens de boom tegen vraat van bepaalde insectensoorten

Slide 7 - Tekstslide

In een folder leest Jordy dat het niet goed is om je gezicht met zeep te wassen, omdat dan de laag talg wordt aangetast. Wat is de functie van talg?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Afweer
aangeboren afweer- verworven afweer
rode beenmerg- verschillende typen witte boedcellen 
( fagocyten en lymfocyten).
antigeen-receptoreiwitten
T-lymfocyten of T-cellen
B-lymfocyten of B-cellen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Witte bloedcellen kunnen ziekteverwekkers bestrijden. Dat kan op twee verschillende manieren. Noem ze allebei.

Slide 13 - Open vraag

Ei-allergie
Mensen met ei-allergie krijgen een allergische reactie na het eten van voedsel met eiwitten uit eieren. Deze eiwitten zetten bepaalde bloeddeeltjes, de B-cellen, aan tot het maken van antistoffen. Deze antistoffen binden zich aan de antigenen en zetten het lichaam aan tot het maken van histamine. Histamine veroorzaakt de allergische reacties, zoals huiduitslag, buikpijn, misselijkheid en benauwdheid.
Tot welke groep bloeddeeltjes behoren de B-cellen?

A
Bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen

Slide 14 - Quizvraag

Bij Daan wordt vermoed dat hij allergisch is voor stoffen uit kippeneieren. Bij onderzoek wordt Daans bloed gemengd met eiwitten uit eieren. Stoffen in zijn bloed binden zich aan deze eiwitten. Dit is een aanwijzing voor ei-allergie.

Hoe heten de stoffen in het bloed die zich binden aan de eiwitten uit de eieren?

A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Histamines.

Slide 15 - Quizvraag

Immuniteit
primaire reactie en secundaire reactie
natuurlijke immuniteit
kunstmatige immuniteit
vaccinatie

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

gele koorts ( info hoort bij de volgende vraag)
 Gele koorts is een ziekte die wordt veroorzaakt door een virus. Dat virus wordt van besmette personen overgedragen door muggensoorten die voorkomen in Afrika en Zuid-Amerika.
 Ongeveer een week na infectie met het virus gaat het lichaam antistoffen tegen het virus maken. Een patiënt is na genezing levenslang immuun.
 Kaj werd in Afrika besmet. Lijn R in de grafiek van afbeelding 6 toont de vorming van antistoffen in zijn bloed.



Slide 19 - Tekstslide

Een jaar later wordt Kaj weer besmet.
Welke lijn toont de vorming van antistoffen na deze tweede infectie?

Slide 20 - Open vraag

Gaat het bij een injectie met antistoffen om actieve of passieve immunisatie?

Slide 21 - Open vraag

Slangengif
Het blijkt dat men immuun kan worden tegen het gif van gifslangen. In het Amazonewoud is daar bij indianen bloedonderzoek naar gedaan. De onderzoekers ontdekten dat de volwassen mannen gemiddeld tegen acht verschillende soorten gifslangen immuun waren. Bij de vrouwen is dat gemiddeld tegen drie verschillende soorten gifslangen. Van een aantal van deze slangensoorten is het gif dodelijk voor mensen.
Mannen maken vaker dan vrouwen met kapmessen de akkers schoon en gaan vaker dan vrouwen op jacht in het woud.
Het bloed van de indiaanse man Jono-Eshma bevat antistoffen tegen zes soorten gifslangen, waarvan twee soorten met voor mensen dodelijk gif.

Slide 22 - Tekstslide

Jono-Eshma is door slangenbeten immuun geworden tegen de antigenen van enkele slangensoorten.
Welk type immuniteit is dit?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

bloedgroepen

Slide 25 - Tekstslide

Van de patiënt moet eerst de bloedgroep worden bepaald. Hiervoor wordt eerst bloed geprikt en hiervan worden drie druppels bloed op een glaasje gelegd. Aan druppel 1 wordt anti-A, aan druppel 2 wordt anti-B en aan druppel 3 wordt
anti-Rh toegevoegd. Wat is de bloedgroep van deze patiënt?

A
A+
B
A-
C
B+
D
B-

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

zie vorige dia voor de afbeelding
Daans bloedgroep wordt bepaald. Twee druppels bloed worden op een glaasje gebracht. Aan elke druppel bloed wordt testvloeistof toegevoegd (zie afbeelding 4). Er wordt gekeken of er samenklontering optreedt in de bloeddruppels.
A
A
B
AB
C
B
D
0

Slide 28 - Quizvraag