Voedingsstoffen week 1, les A

Voedingsstoffen 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AFPMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Voedingsstoffen 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • je noemt welke organen betrokken zijn bij het spijsverteringsstelsel 
  • Je verwoordt welke 6 voedingstoffen de mens nodig heeft en waarvoor ze worden gebruikt
  • Je beschrijft wat er nodig is om de zes voedingstoffen te verteren 
  • module opdracht: schematische weergave van voedingstoffen 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Spijsverteringstelsel 
  • Het spijsverteringsstelsel heeft als functie het voedsel te verteren.
  • Spijsverteringskanaal start vanaf de mond en eindigt bij de kont
  • proces van verteren  ligt tussen de 24-48 uur

Slide 5 - Tekstslide

Practicum eten 
Wat gebeurt er in je mond als je begint te kauwen? wat merk je, wat voel je? noteer je bevindingen!

Slide 6 - Tekstslide

de mondholte (farynx) bevat...
  1. kauwspieren
  2. gebit
  3. speekselklieren
  4. tong
1.2
mondholte

Slide 7 - Tekstslide

  • Het speeksel bevat het belangrijke enzym amylase.
  • amylase is een hulpstof die het afbreken van stoffen versnelt. 
  • De amylase zet zetmeel om in maltose, een tweevoudig suiker. Zetmeel zit bijvoorbeeld in brood. Door de omzetting van zetmeel in suiker gaat brood na wat langer kauwen zoet smaken;
1.2.4
speekselklieren
kliercellen die amylase maken
A

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

timer
0:20
lever
maag
12-vingerige darm
pancreas
dunne darm
dunne darm

Slide 10 - Sleepvraag

Waarom hebben wij voedingsstoffen nodig?

Slide 11 - Open vraag

Voedingstoffen 
  • Je lijf heeft voeding nodig om te kunnen functioneren, om alles te doen wat jij van je lijf vraagt. 
  • 6 soorten voedingsstoffen (Koolhydraten. eiwitten, vetten, vitaminen, mineralen en water)

Slide 12 - Tekstslide

Welke voedingsstof wordt het meest gebruikt tijdens krachttraining?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten
D
Water

Slide 13 - Quizvraag

Eiwitten 
ongeveer 1/3 van je botmassa bestaat uit eiwit
  • Voedingsstof en Bouwstof 
  • Voedingsstof levert: energie - functioneren in ons dagelijks leven 
  • Bouwstof: Weefsels in het lichaam zijn opgebouwd uit cellen. Alle cellen bevatten eiwit, denk aan de cellen in spieren, organen, het zenuwstelsel, de botten en het bloed. 
  • Praktijk:  
  • zorgvragers verminderd mobiel zijn: spierverlies - eiwitten- spieren te behouden/opbouwen

Slide 14 - Tekstslide

Welke voedingsstof speelt een belangrijke rol als energieleverancier
A
Koolhydraten
B
Mineralen
C
Vetten
D
Vitamine

Slide 15 - Quizvraag

Koolhydraten 
  • Koolhydraten geven het lichaam energie, net als eiwitten en vetten. 
  • Onze hersenen hebben constant energie nodig om goed te functioneren. Ze gebruiken koolhydraten als hun belangrijkste bron van energie, en specifiek glucose (een soort suiker). Wanneer glucose beschikbaar is, zetten de hersenen dit om in energie die ze nodig hebben om te denken, te communiceren en te reageren op prikkels.


  • Koolhydraten doen meer dan energie geven. Zo geven de koolhydraten sacharose (kristalsuiker) en fructose (vruchtensuiker) een zoete smaak aan de voeding. Sommige koolhydraatrijke producten bevatten voedingsvezels. Deze zijn nodig voor een goede darmwerking. 

Slide 16 - Tekstslide

positief vs negatief effect
Positieve effecten van producten met koolhydraten kunnen het risico op hart- en vaatziekten verlagen

Negatieve effecten hebben deze producten met koolhydraten die niet in de Schijf van Vijf staan, omdat ze het risico op overgewicht en diabetes type 2 verhogen

Slide 17 - Tekstslide

welke voedingstof helpt bij de opname van vitamine A, D en E
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten
D
water

Slide 18 - Quizvraag

Vetten 
Belangrijkste functie: het levert energie
Daarnaast zijn vetten:
  • essentiële vetzuren (vetzuren die je uit voeding moet halen, want het lichaam kan het niet zelf maken) 
  • vet oplosbare vitamines (E - olie, vit A&D - Boter, halvarine, margarine) 
  • vetten te verdelen in twee soorten: verzadigd en onverzadigd vet 




Slide 19 - Tekstslide

Verzadigd vet (verkeerd)
Verzadigd vetten: "slechte vetten 
  • dierlijke producten 
  • plantaardige producten 

Slide 20 - Tekstslide

Onverzadigd vet = oké
Onverzadigde vetten zijn 'goede" vetten 
het beschermt je tegen hart en vaatziekten 
(smeerbare boter, vloeibare bak en
braadproducten, vette vis, noten, pitten en 
zaden )

Slide 21 - Tekstslide

Vitamines 
  • essentiële (onmisbaar) voedingstoffen (13)
  • niet, of niet genoeg, zelf aanmaken
  • er zijn een paar uitzonderingen!

Slide 22 - Tekstslide

uitzonderingen 
  • Kleine hoeveelheden vitamine K maak je aan in de darm.
  • Het lichaam zet voorlopers van vitamines uit de voeding om, zoals de provitamine A (carotenoïden) in vitamine A en provitamine D in vitamine D. In geval van vitamine D gebeurt dat in de huid onder invloed van zonlicht.
  • Het lichaam kan zelf niacine (vitamine B3) aanmaken uit het aminozuur tryptofaan. (bloedcirculatie en bevordert gezonde cholesterolspiegel) 

Slide 23 - Tekstslide

vitamines kunnen zowel in water als vet opgelost worden
A
waar
B
niet- waar

Slide 24 - Quizvraag

Vetoplosbare vitamines 

Vitamine A
Vitamine D
Vitamine E
Vitamine K

Deze vitamines haal je vooral uit producten die vet bevatten, zoals oliën en vetten, vis, vlees, noten en melk(producten)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

mineralen en spoorelementen
Mineralen zijn voedingsstoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in ons eten en drinken. We hebben mineralen nodig voor een normale groei en ontwikkeling, en een goede gezondheid. Mineralen leveren geen energie. 
Mineralen die je lichaam maar weinig nodig heeft heten spoorelementen.

Slide 27 - Tekstslide

  • Calcium/fosfor zorgt voor de opbouw en het onderhoud van je botten en gebit.
  • Chloride zorgt samen met natrium en kalium voor de vochtbalans in het lichaam.
  • magnesium: vorming bot en spieren, overdracht zenuwprikkels

Slide 28 - Tekstslide

  •  Fluoride:  beschermt tegen tandbederf.
  • ijzer: vorming van rode bloedcellen (hemoglobine) vervoeren zuurstof door ons lichaam. 
  • Jodium: voor de productie van schildklierhormonen, te weinig jodium (struma)
  • zink: zorgt voor de opbouw van eiwitten en de groei en vernieuwing van weefsel.

Slide 29 - Tekstslide

welke mineralen spelen een grote rol bij een vochtbalans?

er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
chloride
B
kalium
C
magnesium
D
natrium

Slide 30 - Quizvraag

welk spoorelement heeft je lichaam nodig om de zuurstof in je bloed te vervoeren?
A
chroom
B
ijzer
C
jodium
D
zink

Slide 31 - Quizvraag

Struma is een zichtbare of voelbare vergroting van de schildklier, dit komt o.a. door een te kort aan...
A
calcium
B
fosfor
C
Jodium
D
Kalium

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Welke symptomen wijzen erop als een zorgvrager te weinig drinkt?

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide

aan de slag met...

Slide 36 - Tekstslide