In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom HV1A
Grammatica 5
Slide 1 - Tekstslide
Programma
10 minuten lezen
Leerwerkcheck
Grammatica 5: grammatica in talen
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Tekstslide
10 minuten lezen
Slide 3 - Tekstslide
Tot welke tekstsoort behoort deze tekst?
Leg je antwoord uit!
Slide 4 - Woordweb
Stel: je ziet dezelfde meningen in een tekst. Welk tekstdoel past erbij?
A
Informeren
B
Beschouwen
C
Overtuigen
D
Amuseren
Slide 5 - Quizvraag
Stel: je ziet verschillende meningen in een tekst. Welk tekstdoel past erbij?
A
Informeren
B
Beschouwen
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 6 - Quizvraag
Stel: ik vraag naar het doel van een tekst waar alleen feiten in staan. Je antwoordt: 'informerend'. Is dat goed?
A
Nee, want in een informerende tekst staan meningen.
B
Nee, want een tekstdoel moet eindigen op 'en'.
C
Ja, want in een een informerende tekst staan alleen feiten.
D
Ja, want informatie heeft te maken met feiten
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel dat hoort bij de tekstsoort 'reclame'?
A
Informeren
B
Beschouwen
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 8 - Quizvraag
Grammatica in talen
Je leert wat grammatica is en hoe talen qua grammatica kunnen verschillen.
Slide 9 - Tekstslide
Regels
De regels van een taal noem je grammatica
Officiële (= vastgelegde regels) vs. onofficiële grammatica
Slide 10 - Tekstslide
Wanneer kinderen leren spreken, gebruiken ze nog geen volledige zinnen. Bijvoorbeeld: Ik snoepje (Ik wil een snoepje). Ander voorbeeld: Mama auto rijden (Mama gaat auto rijden). Wat valt je op (aan de volgorde van de woorden)?
Slide 11 - Woordweb
Noem een voorbeeld van een grammaticaregel in een vreemde taal (Frans, Duits, Engels, etc.) die verschilt van de Nederlandse grammaticaregels.
Slide 12 - Woordweb
Waarom zou kennis van de Nederlandse grammatica belangrijk zijn als je een andere taal wilt leren?
Slide 13 - Woordweb
In spreektaal 'mag' meer dan in schrijftaal. Bedenk een voorbeeld van dingen die je in spreektaal wel zou kunnen zeggen, maar in schrijftaal niet.
Slide 14 - Woordweb
Taal- en redekundig ontleden
Taalkundig ontleden = kijken naar het soort woord
Redekundig ontleden = kijken naar de functie van woorden
Slide 15 - Tekstslide
Welke onderdelen horen bij taalkundig en welke bij redekundig ontleden?
taalkundig ontleden
redekundig ontleden
persoonsvorm en deel van het gezegde
zelfstandig naamwoord
lidwoord
bijwoordelijke bepaling
bijvoeglijk naamwoord
onderwerp
werkwoord
gezegde, samen met de persoonsvorm
voorzetsel
Slide 16 - Sleepvraag
Welke begrippen van grammatica heb je al geleerd op de basisschool?