4.3 Lezen opdr. 1 t/m 3

Welkom B1C
Stil lezen in je boek.


timer
10:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom B1C
Stil lezen in je boek.


timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk donderdag 4-4-24

  • Neem je leesboek en Talent boek B mee.
  • Maak H.4.3 opdr. 4 + 5. 
  • 16 mei so schrijfvaardigheid over fictie boek cijfer telt 1x.


Slide 2 - Tekstslide

Lezen H.4.3


  • de leesstrategie studerend lezen toepassen
  • tekstdoelen herkennen: informeren en vermaken 


Slide 3 - Tekstslide

De leesstrategie "verkennend lezen" pas je toe om een eerste indruk te krijgen. Hoe doe je dat dan?

Slide 4 - Open vraag

Nauwkeurig lezen doe je als je een tekst leest om hem te BEGRIJPEN. Wat doe je dan?

Slide 5 - Open vraag

Hoe lees je als je aan het studeren bent, bijv. voor een geschiedenistoets?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Studerend lezen doe je als je informatie wilt onthouden. Waarom lees je bij studerend lezen ook nauwkeurig ?

Slide 8 - Open vraag

leesdoelen - tekstdoelen
Wat wil jij als lezer bereiken als je een tekst leest = leesdoel

Wat wil de schrijver met de tekst  bereiken bij de lezer = tekstdoel

Slide 9 - Tekstslide

Welk doel heb jij als lezer wanneer je non-fictie leest?
A
je wilt geïnformeerd worden over een onderwerp
B
je wilt je vermaken

Slide 10 - Quizvraag

Welk doel heb jij als lezer wanneer je fictie leest?
A
je wilt geïnformeerd worden over een onderwerp
B
je wilt je amuseren

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Een tekstdoel
A
is wat de schrijver met de tekst wil bereiken bij de lezer
B
is wat de lezer wil bereiken met het lezen van een tekst

Slide 13 - Quizvraag

Welke woorden horen bij het tekstdoel INFORMEREN
A
feiten en spannend
B
verzonnen en spannend
C
feiten en controleerbaar
D
verzonnen en controleerbaar

Slide 14 - Quizvraag


A
informeren
B
amuseren

Slide 15 - Quizvraag


A
informeren
B
amuseren

Slide 16 - Quizvraag

In welke paragrafen van Talent heb je vooral te maken met het tekstdoel amuseren?

Slide 17 - Open vraag