Statistische cyclus begrippen toets
1 / 26
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Bij welke van de volgende situatie is geen sprake van een causaal verband.
A
Meer fietsongevallen door toename aantal e-bikes bij ouderen
B
Toename online winkelen oorzaak leegloop winkelcentra
C
Spelers gewelddadige computergames agressiever op school
D
Levensverwachting toegenomen door opkomst biologische winkels.
Slide 3 - Quizvraag
Wat is geen fase van de statistische cyclus?
A
Hypothese opstellen
B
Data verzamelen
C
Data analyseren
D
Conclusies trekken
Slide 4 - Quizvraag
Nominaal
Ordinaal
Kwantitatief
Kwalitatitatief
Kwalitatitatief
haarkleur
Duits in pakket?
Gewicht
Reisafstand tot school
Telefoonnummer
Opleiding: vmbo/havo/vwo
Inkomen
Aantal sterren van een hotel
Beroep moeder
Gradaties van eenzaamheid
Aantal onvoldoendes: 1/2/>2
Leeftijd
Slide 5 - Sleepvraag
Continu
Discreet
Lengte
Aantal leerlingen in een lesgroep
Leeftijd
Proefwerkcijfer
Snelheid
Temperatuur
Prijs van een worstenbroodje
Slide 6 - Sleepvraag
Welk van de volgende centrummaten is gevoelig voor uitschieters?
A
Modus
B
Mediaan
C
Gemiddelde
Slide 7 - Quizvraag
Wat is geen centrummaat?
A
Gemiddelde
B
Standaardafwijking
C
Mediaan
D
Modus
Slide 8 - Quizvraag
Welk van de volgende centrummaten is ook bruikbaar bij kwalitatieve gegevens?
A
Modus
B
Mediaan
C
Gemiddelde
Slide 9 - Quizvraag
Voor het tekenen van een boxplot heb je nodig
A
gemiddelde en mediaan
B
Q1 , Q3 en mediaan
C
de kwartielafstand
D
gemiddelde en modus
Slide 10 - Quizvraag
Wat kun je NIET bepalen met een boxplot?
A
Mediaan
B
Spreidingsbreedte
C
Kwartielafstand
D
Standaardafwijking
Slide 11 - Quizvraag
Hoe bereken je de interkwartielafstand?
Slide 12 - Open vraag
Waar of niet waar:
De standaardafwijking geeft een indruk van de gemiddelde afwijking van de waarnemingsgetallen tot het gemiddelde
De standaardafwijking geeft een indruk van de gemiddelde afwijking van de waarnemingsgetallen tot het gemiddelde
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Wat is waar bij een cumulatieve frequentiepolygoon met klassenindeling?
A
Op de verticale as staan percentages
B
Hij begint en eindigt op de horizontale as
C
Je verbind de punten met een vloeiende lijn
D
De frequenties worden uitgezet boven de rechtergrens van elke klasse
Slide 14 - Quizvraag
Een klassenindeling voor het gewicht van konijnen: [0,2>
Dit betekent:
Dit betekent:
A
van 0 tot 2
B
van 0 tot 1
C
van 0 tot en met 2
D
van 0 tot en met 1
Slide 15 - Quizvraag
Gegeven klassenindeling 0-<10,
10-<20, 20-<30, 30-<40.
Het waarnemingsgetal 30 hoort in de klasse:
10-<20, 20-<30, 30-<40.
Het waarnemingsgetal 30 hoort in de klasse:
A
20-<30
B
30-<40
C
In de modale klasse
D
Dat kun je niet weten
Slide 16 - Quizvraag
Wat is niet waar?
A
De klassenbreedte is 0,5.
B
De modale klasse is 6,5-7,5.
C
De klassen moeten dezelfde breedte hebben.
D
Er is niet goed geturfd in deze klassenindeling.
Slide 17 - Quizvraag
Het opstellen van een onderzoeksvraag vindt plaats in vier stappen. Kies de juiste volgorde waarin dit plaatsvindt.
A
Verkennen, formuleren, afbakenen en toetsen
B
Formuleren, verkennen, afbakenen en toetsen
C
Afbakenen, verkennen, formuleren en toetsen
D
Verkennen, afbakenen, formuleren en toetsen
Slide 18 - Quizvraag
Wanneer is een steekproef representatief?
Slide 19 - Open vraag
Leg uit wat een uniforme verdeling is.
Slide 20 - Open vraag
Van welk meetniveau is bij de variabele ''woonplaats'' sprake?
A
Ratio
B
Interval
C
Nominaal
D
Ordinaal
Slide 21 - Quizvraag
Wat voor figuur zie je hiernaast?
Op de verticale as staan percentages.
Op de verticale as staan percentages.
A
normale frequentie polygoon
B
cumulatieve frequentie polygoon
C
relatieve frequentie polygoon
D
relatieve cumulatieve frequentie polygoon
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een frequentiepolygoon en een cumulatieve frequentiepolygoon?
Slide 23 - Open vraag
Bij deze twee groepen is het verschil...
A
gering
B
middelmatig
C
groot
D
geen idee
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Ik heb vertrouwen in de wiskunde toets
😒🙁😐🙂😃
