De groep staat in een kring. De deelnemers bedenken een bijvoeglijk naamwoord dat ze voor hun naam kunnen plaatsen en wat met dezelfde letter begint als hun naam. Het bijvoeglijk naamwoord moet iets zeggen over de persoon zelf. Bijvoorbeeld: Beeldige Barbera, Lastige Leo, Sterke Cynthia. Geef eventueel 1 minuut (niet te lang) om de deelnemers te laten nadenken. Wanneer iemand moeite heeft om iets te bedenken, geef voorbeelden. Bij een stevige drukke groep kan je er ook voor kiezen om meteen te beginnen en de deelnemers juist niet te laten nadenken. Ze moeten dan gewoon het eerste wat in hen opkomt noemen. Vaak blijkt dit ook nog bij de persoon te kloppen. Op deze manier zegt iedereen in de kring één voor één luid en krachtig de naam. Zorg ervoor dat de groep niet te snel gaat. Laat elke naam even goed op je inwerken, coach de deelnemers dat ze er zich iets bij proberen voor te stellen.