les 1 thema 2 HV2a

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom

Wat gaan we dit jaar doen?
-PTO
-Studiewijzer


Slide 2 - Tekstslide

Wat neem je mee naar de les..
-Opgeladen laptop.
-Multomap of snelhechter of schrift met lijntjes en tekenpapier.
-Etui met geo of lineaal en tekenpotloden etc.
-Je boek; deel A in je tas of in je kluisje.
-????(inlogcode/wachtwoord..)

Slide 3 - Tekstslide

Deze les
Aanmelden bij biologie voor jou.
Aanmelden bij lessonup.

Uitleg nieuwe doelen.
Opdrachten maken.  
Afsluiten; hoe is het deze les gegaan? 

Slide 4 - Tekstslide

Digitaal lesmateriaal.
Magister > leermiddelen >
Biologie voor jou
Code:  994762

Slide 5 - Tekstslide

Digitaal lesmateriaal.
Hoe werk je met dit digitale boek?
Antwoorden invullen (soms werkboek of papier nodig).
Nakijken.
Oefenen.

Slide 6 - Tekstslide

Digitaal lesmateriaal.
Lessonup.
www.lessonup.com
EERST REGISTREREN (rechts boven)
Als Leerling.
Dan de code voor de klas invullen.



 rlwta

Slide 7 - Tekstslide

Lessonup
Dan een account aanmaken.
Druk op Registeren.

Registreer met je schoolemail 
en je schoolwachtwoord.

(En laat je wachtwoord onthouden).

Slide 8 - Tekstslide

De leerdoelen voor deze week: 
-Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen. 
-Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken.

-Je kunt glucose aantonen met een indicator. 
-Je kunt zetmeel aantonen met een indicator. 
-Je kunt (met hulp) het doel van een onderzoek formuleren.

Voor vwo: 
-Je kunt de informatie op verpakkingen van voedingsmiddelen verklaren.

Slide 9 - Tekstslide

-Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen. 
Aantekening maken:

verschil voedingsstof-voedingsmiddel
verschil voedingsstof-voedingsvezel

Slide 10 - Tekstslide

-Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen. 
Aantekening maken:

Wat bedoelen we met functies van voedingsstoffen?

Slide 11 - Tekstslide

voedingsmiddelen
Alles wat je eet en/of drinkt noem je voedingsmiddelen.

Dit kan plantaardig zijn (van planten) of dierlijk (van dieren).

Slide 12 - Tekstslide

Plantaardige voedingsmiddelen
Dierlijke voedingsmiddelen

Slide 13 - Tekstslide

Yoghurt is een
A
Plantaardig voedingsmiddel
B
Dierlijk voedingsmiddel

Slide 14 - Quizvraag

Eieren
A
plantaardig voedingsmiddel
B
dierlijk voedingsmiddel

Slide 15 - Quizvraag

Is kaas plantaardig of dierlijk?
A
plantaardig voedingsmiddel
B
dierlijk voedingsmiddel

Slide 16 - Quizvraag

plantaardig
dierlijk
biefstuk
rijst
eieren
appel
sojamelk

Slide 17 - Sleepvraag

voedingsstoffen
Voedingsstoffen zijn de bruikbare stoffen uit  onze voeding die ons lichaam opneemt (komt dus via de darmen in ons bloed).

De voedingsstoffen hebben vier  verschillende functies in ons lichaam.

Er zijn 6 voedingsstoffen: eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen en vitamines.  (Bekijken we later in basisstof 2)
Brandstof
Bouwstof
Reservestof
Beschermende stof


Slide 18 - Tekstslide

brandstoffen
Leveren energie.

In thema 1 heb je geleerd dat brandstoffen nodig zijn voor verbranding en dat bij de verbranding energie vrij komt.

Die energie is nodig in heel je lichaam.

Slide 19 - Tekstslide

bouwstoffen.
Nodig voor groei en ontwikkeling.
zorgen ook voor herstel bij beschadigen (wondjes bijvoorbeeld)

Bouwstoffen maken dus nieuwe cellen en weefsels

Slide 20 - Tekstslide

reservestoffen
Deze stoffen kunnen brandstoffen en bouwstoffen worden maar zijn nog niet meteen nodig. Deze worden dus opgeslagen in het lichaam.

Slide 21 - Tekstslide

beschermende stoffen

"beschermen" het lichaam.

Ze helpen te voorkomen dat je  ziek wordt.

Slide 22 - Tekstslide

voedingsvezels
Dit is een verzamelnaam voor de onderdelen van je (plantaardige) voedsel die je niet kunt verteren (op nemen in je bloed), je poept het weer uit.


Slide 23 - Tekstslide

Voedingsvezel
Vezels zitten vooral in groente, fruit, aardappelen, volkorenbrood, peulvruchten, noten en ontbijtgranen.

Voedingsvezels helpen wel bij de darmwerking en zorgen voor verzadigd gevoel.

Waarom vinden sommige mensen dat voedingsvezels wel bij de voedingstoffen horen en waarom doet ons boek dat niet?

Slide 24 - Tekstslide

Voedingsvezel
Prikkelen de wand van de darmen (vooral dikke darm)

Dit bevordert de darmperistaltiek (= het samenknijpen en ontspannen van de darmspieren)

Zorgen voor goede stoelgang

Slide 25 - Tekstslide

Voedingsvezels
Waarom vinden sommige mensen dat voedingsvezels wel bij de voedingstoffen horen en waarom doet ons boek dat niet?

Slide 26 - Tekstslide

timer
10:00
Leerdoelen:
-Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen. 
-Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken.

-Je kunt glucose aantonen met een indicator. 
-Je kunt zetmeel aantonen met een indicator. 
-Je kunt (met hulp) het doel van een onderzoek formuleren.

Voor vwo: 
-Je kunt de informatie op verpakkingen van voedingsmiddelen verklaren.
Kun je bereiken door:
-Te lezen / bestuderen: de tekst van B1 en leren onderzoeken vwo B8 van thema 2.
-Te maken: thema 2 basisstof 1 (2.1), lerenonderzoeken 1 t/m 4 en vwo ook  b8 (2.8)
-De antwoorden van de opdrachten te controleren.
-Je kennis te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.
Eerst 10 minuten zelf in stilte,
daarna mag je overleggen. 
De laatste 5 minuten doen we nog 5 vragen via lessonup. Laat je Lessonup tabblad dus openstaan.

Slide 27 - Tekstslide

Afsluiting.

Samenvatten van deze les door 5 lessonup vragen. 

Slide 28 - Tekstslide

Voedingsmiddel of voedingsstof?
appel
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 30 - Quizvraag

Voedingsmiddel of voedingsstof?
Koolhydraten
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 31 - Quizvraag

Sleep de beschrijving naar het juiste begrip.
1. beschermde stoffen
2. bouwstoffen
4. reservestoffen
3. brandstoffen
5. voedingsvezels
A. een tekort hieraan kan ziekte veroorzaken
B. leveren energie
C. nodig om cellen en weefsels op te bouwen
D. onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel
E. worden opgeslagen voor later gebruik

Slide 32 - Sleepvraag

1. Voedingsvezel kan je lichaam niet/wel verteren.
2. In groente, fruit en volkorenproducten zit veel /weinig voedingsvezel.
A
1. niet, 2. weinig
B
1. niet, 2. veel
C
1. wel, 2. weinig
D
1. wel, 2. veel

Slide 33 - Quizvraag

1. Vezels zorgen voor een hongerig/verzadigd gevoel.
2. Door voedingsvezel wordt de darmwerking beter/minder.
A
1. hongerig, 2. beter
B
1. hongerig, 2. minder
C
1. verzadigd, 2. beter
D
1. verzadigd, 2. minder

Slide 34 - Quizvraag

Afsluiting.
Volgende les gaan we verder met B1. (nog geen huiswerk).

Pak je tas alvast in en wacht nog even rustig op je eigen plek tot je mag gaan. 

Schuif dan je stoel aan, zorg dat je plek netjes achterlaat en vergeet je mobiel niet.

Slide 35 - Tekstslide