Dementie

(latijn: dementia betekent 'ontgeest')
Dementie 


1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

(latijn: dementia betekent 'ontgeest')
Dementie 


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen


  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat dementie is.
  • Je kan verschillende vormen van dementie reproduceren.
  • Je kan minimaal 3 kenmerken/ symptomen van dementie formuleren.
  • Je kan de verschillende stadia van dementie herkennen door observatie.
  • Je kan een voorbeeld noemen van een benaderingswijze bij mensen met dementie.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vormen van dementie
  • Alzheimer
  • Vasculaire dementie 
  • Frontaalkwab dementie (FTD)
  • Lewy-Body
  • Parkinson dementie
  • Korsakow



Slide 4 - Tekstslide

Vasculaire dementie: Problemen in de doorbloeding van de hersenen veroorzaken deze ziekte. Bij één op de zes mensen met dementie is vaatschade de hoofdoorzaak.
Korsakov: Het syndroom van Korsakov is officieel geen dementie. Het wordt veroorzaakt door een ernstig tekort aan vitamine B1. Het komt vooral voor bij mensen met alcoholproblemen die zichzelf sterk verwaarlozen.
FTD: Fronto temporale dementie (FTD) komt vaak voor op jongere leeftijd. Veranderingen in het gedrag vallen meestal als eerste op. Ook taal en spraak kunnen aangetast zijn. Deze vorm van dementie ontstaat doordat hersencellen in de frontaalkwab (gedragsgebied) en de temporaalkwab (taalgebied) afsterven.
Lewy body: Symptomen kunnen heel verschillend zijn en per uur of dag verschillen.
Mensen met deze vorm van dementie vertonen vaak ook een aantal symptomen van de ziekte van Parkinson, zoals spierbevingen, stijfheid en een gebogen lichaamshouding.

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Specifieke gedragingen 
van cliënten met dementie

  • Perseveren
  • Confabuleren
  • Verzamelzucht
  • Achterdocht
  • Decorumverlies
Dwangmatig herhalen van vragen, opmerkingen (echolalie)
Het "opvullen" van gaten in het geheugen met (verzonnen) verhalen om de tekorten in het geheugen te verbloemen.
Verlies van waarden/normen (onaangepast gedrag).

Slide 8 - Tekstslide

perseveren: niet meer kunnen stoppen met een handeling of onderwerp steeds herhalen
confabuleren: opvullen met fantasie

Verloop dementie
  • Leven gemiddeld 8 jaar met de ziekte. 
  • Diagnose wordt gemiddeld na 14 maanden gesteld. Bij jonge mensen duurt dit > vier jaar. 
  • Aantal klachten en de ernst ervan neemt toe. 
  • Progressieve ziekte.


Bron: https://www.alzheimer-nederland.nl

Slide 9 - Tekstslide

Mensen met dementie leven gemiddeld 8 jaar met de ziekte.
De diagnose wordt gemiddeld na 14 maanden gesteld. Bij jonge mensen is dit meer dan vier jaar.
Gedurende het ziekteproces neemt zowel het aantal klachten als de ernst ervan toe.
Progressieve ziekte: Er is geen genezing mogelijk voor dementie. Uiteindelijk overlijdt een patiënt aan de gevolgen van dementie.  
Fases dementie
1. Bedreigde ik -beginnende dementie
Beginnend- vergeetachtig voor omgeving nog niet altijd zichtbaar 
2. De verdwaalde ik - matige ernstige dementie
Matig- meer complexere taken, overzicht houden bijv financien, 'verdwaaldgevoel' 
3. De verborgen ik - ernstige dementie
Ernstig- orientatieproblemen, herkent
bijv mensen niet meer, tijdsbesef 
4. De verzonken ik - ernstige dementei
Taalproblemen en volledige afhankelijkheid 

Slide 10 - Tekstslide

 Bedreigde ik = beginnende dementie
Verdwaalde ik = matig ernstige dementie
Verborgen ik = ernstige dementie (volledig afhankelijk)
Verzonken ik = (cliënt kan niet meer lopen, spreekt nauwelijks, ligt vaak in foetushouding als pasgeboren baby)

Zie thema 4.13 PBSD

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Benaderen bij dementie?
  • Wijze waarop je een persoon met dementie benaderd is anders dan bij mensen zonder dementie.  
  • Zorg voor veiligheid en neem een persoon serieus 
  • Denk aan houding en taalgebruik
  • Sluit aan bij de belevingswereld
  • Zorg voor rustmomenten 

Slide 12 - Tekstslide

Een groot deel van de communicatie met iemand met dementie bestaat uit lichaamstaal of non-verbale communicatie. Je naaste begrijpt je beter als je je woorden ondersteunt met gebaren. 

Wat je beter kunt laten:
corrigeren of tegenspreken; dat confronteert haar met de dingen die ze niet meer weet of kan en geeft haar het gevoel te falen; 
Met een harde stem of heel snel praten. Fluisteren is ook niet fijn, dat maakt haar achterdochtig;
Je naaste testen door vragen te stellen of door haar bijvoorbeeld de namen van de kinderen en de kleinkinderen op te laten noemen;
Je vrolijker voordoen dan je bent. Jouw humeur heeft invloed op je naaste, maar ze zal het niet begrijpen wanneer je vrolijk doet, maar het niet bent. Gebruik je humeur ook als graadmeter om stil te staan bij hoe je het zelf maakt. Trek op tijd aan de bel als je voelt dat je je groot probeert te houden;
Overvragen. Probeer te achterhalen wat je nog wel en wat je niet meer van je naaste mag verwachten.
ROB 
Realiteits oriëntatie benadering
structuur- duidelijke dagindeling- vaste plek voor spullen- bekende mensen - vaste contactmomenten 
Geschikt in beginstadium dementie (bedreigde ik)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reminiscentie
Ophalen van herinneringen en het praten over  gebeurtenissen uit het leven -> kwaliteit van leven.
Geschikt voor de beginnende en matige fase.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Validation 
Zorvrager leeft meer in het verleden, je gaat daar als zorgverlener in mee.
Inleven in de wereld van de zorgvrager:
gedachten en gevoelens zorgvrager herkennen en bevestigen. 
Geschikt voor de ernstige fase van 
dementie.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zintuigactivering 
Aanbieden van prikkels door zintuigen te activeren 
ruiken, proeven, voelen, zien en horen.
Bijv. snoezelen
Geschikt in laatste fase dementie  

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke hersenfunctie gaat bij dementie als eerst achteruit?
A
Het korte termijngeheugen
B
Het lange termijn geheugen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persevereren
Confabuleren
Verzamelzucht
Achterdocht
Decorumverlies
Herhalen
Vertellen van verzinsels
Allerlei voorwerpen verzamelen
Gevoel dat iemand niet te vertrouwen is.
Er wordt gedrag vertoont dat niet aan de sociale omgeving van dat moment is aangepast

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel vrouwen krijgen dementie?
A
1 op de 3
B
1 op de 5
C
1 op de 7
D
1 op de 9

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van apraxie?

A
Niet meer weten hoe je moet lopen.
B
Verlies van zindelijkheid.
C
Vergeten hoe koffie gezet moet worden.
D
Het constante gebruik van scheldwoorden tijdens het communiceren.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alzheimer
Vasculaire dementie
Lewy Body
Frontotemporale dementie
Komt op jongere leeftijd voor. Is erfelijk.
Trillen, gebogen houding, stijve spieren
Langzaam denken, spreken en handelen
De meest voorkomende vorm van dementie. 

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De cliënt heeft vergevorderde dementie en ligt op bed. Welke benadering pas je toe?
A
ROB
B
Validation
C
Reminiscentie
D
Zintuigactivering

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt het genoemd als iemand zich niet meer netjes gedraagt en zijn manieren verliest door dementie?
A
Manierenverlies
B
Decorumverlies
C
Waardenverlies
D
Formatieverlies

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld een afasie?
A
Hakkelen tijdens het vertellen van een verhaal
B
Agressief taalgebruik tijdens het communiceren
C
Termen uit andere, vroeger geleerde talen door de zinnen verwerken

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De cliënt zegt dat ze haar dochter van de kleuterschool moet ophalen. Welke benadering pas je toe.
A
ROB
B
Validation
C
Reminiscentie
D
Zintuigactivering

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel mannen krijgen dementie?
A
1 op de 3
B
1 op de 5
C
1 op de 7
D
1 op de 9

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent confabuleren?
A
De normen en waarden van iemand verdwijnen
B
Vol overtuiging hele verhalen vertellen die niet juist zijn
C
Stemmingsproblemen, bijvoorbeeld lusteloosheid, onverschilligheid en verlies van initiatief
D
Een handeling steeds maar weer herhalen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van agnosie?
A
Het niet meer herkennen van eigen kinderen
B
Niet meer goed kunnen lopen
C
Het proces van de ogen, waardoor je langzaam blind wordt

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt de tweede fase van dementie genoemd?
A
Verzonken IK
B
Verdwaalde IK
C
Verborgen IK
D
Bedreigde IK

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke fase is voorzichtig lichamelijk contact extra belangrijk?
A
Het verdwaalde ik
B
Het verzonken ik
C
Het verborgen ik
D
Het bedreigde ik

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling:
Een van de eerste verschijnselen van een dementie is de aantasting van het .....
A
Kortetermijngeheugen
B
Langetermijngeheugen
C
Oriëntatievermogen
D
Spraakvermogen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een cliënt vergeet telkens waar zijn kamer is. Welke benadering pas je toe?
A
ROB
B
Validation
C
Zintuigactivering
D
Reminiscentie

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dementie altijd progressief?
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Korsakov kan een gevolg zijn van een alcoholverslaving. Mensen met Korsakov hebben een tekort aan...
A
IJzer
B
Vitamine B1
C
Cafeïne
D
Mineralen

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vorm van dementie komt meestal op jonge leeftijd voor?
A
Lewy Body
B
Alzheimer
C
FTD

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies