Week 6: Marketing 2C

Guten Tag
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag

Slide 1 - Tekstslide

Programm
In deze les:
- herhalen we de werking van de modale werkwoorden,
- leer je iets over het formuleren van zinnen met weil (omdat) en denn (want) erin,

Slide 2 - Tekstslide

Ziel
Aan het eind van deze les:
- kun je zinnen maken waarin je weil (omdat) en denn (want) goed omzet,




Slide 3 - Tekstslide

Allereerst...
Herhalen we de werking van de modale werkwoorden. Deze werkwoorden gebruik je veel in de beroepspraktijk.

Slide 4 - Tekstslide

... ich Sie helfen? (können)
A
Könne
B
Kann
C
Kanne

Slide 5 - Quizvraag

Was ... Sie bestellen? (wollen)
A
wollen
B
willen
C
wollt
D
will

Slide 6 - Quizvraag

Ich ... gerne neue Briefumschläge bestellen (wollen).
A
Wolle
B
Wille
C
Will
D
Woll

Slide 7 - Quizvraag

... Sie das noch einmal wiederholen? (können)
A
Kannen
B
Kann
C
Könn
D
Können

Slide 8 - Quizvraag

Sie ... hier nicht rauchen (dürfen).

Slide 9 - Open vraag

... du die neue Netflix Serie? (mögen)

Slide 10 - Open vraag

Petra ... nicht, wie sie das auf Deutsch sagen muss (wissen).

Slide 11 - Open vraag

Instructie
Wanneer je een reden wilt beschrijven in het Duits, dan gebruik je daar de woorden 'weil' (omdat) of 'denn' voor.
De zinsbouw is verschillend bij inzet van de verschillende voegwoorden.
Nu volgen een aantal voorbeelden:

Slide 12 - Tekstslide

Ich bin zu spät. Der zug hat Verspätung.
Ich bin zu spät, denn der Zug hat Verspätung.
Ich bin zu spät, weil der Zug Verpätung hat.

Herr Mann kommt nicht. Er ist krank.
Herr Mann kommt nicht, denn er ist krank.
Herr Mann kommt nicht, weil er krank ist.

Wat valt op?







Slide 13 - Tekstslide

Een mogelijk risico...
kan de Engelse taal zijn.
Velen van jullie zijn in die taal heel vaardig en nemen onbewust de Engelse zinsbouw als uitgangspunt:

I'm late, because the train was delayed.
Ik ben te laat, omdat de trein was vertraagd.
De Nederlandse en Duitse zinsbouw zijn anders dan de Engelse.


Slide 14 - Tekstslide

Ich kaufe den Computer nicht, ___ er sehr teuer ist.
A
weil
B
denn

Slide 15 - Quizvraag

Ich kann leider nicht kommen, ___ ich bin krank.
A
weil
B
denn

Slide 16 - Quizvraag

Ich habe Kopfschmerzen, ___ ich zu viel getrunken habe.
A
weil
B
denn

Slide 17 - Quizvraag

Ik vind de stage leuk, want ik leer er veel.

Slide 18 - Open vraag

Ik heb een bijbaan, omdat ik geld wil verdienen.

Slide 19 - Open vraag

Ik kan niet autorijden, want ik heb geen rijbewijs.

Slide 20 - Open vraag