DNA

DNA
deel 1a Th3 Bs 5
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

DNA
deel 1a Th3 Bs 5

Slide 1 - Tekstslide

Hoe noem je ook weer
een onderdeel van een cel?

Slide 2 - Open vraag

Welke organellen zijn er?
Noem er zoveel mogelijk!

Slide 3 - Open vraag

Welke organellen komen wél voor
bij plantencellen maar níet
bij dierlijke cellen?

Slide 4 - Open vraag

Plantencel en dierlijke cel

Slide 5 - Tekstslide

geeft stevigheid
maakt voedingsstoffen (glucose)
beschermt het DNA
vormt een grens tussen de cel en de "buitenwereld"
geeft stevigheid aan de cel én slaat stoffen op
celkern
vacuole
celmembraan
bladgroenkorrel
celwand

Slide 6 - Sleepvraag

chromosomen
In een cel ligt een celkern.

In iedere celkern
zitten 46 chromosomen.

Chromosomen 
komen in (23) paren.

Slide 7 - Tekstslide

gen
Een gen is:
een gedeelte 
van een chromosoom
dat de informatie geeft
voor de bouw 
van 1 eiwit.

Slide 8 - Tekstslide

eiwitten
Eiwitten bepalen je eigenschappen!  bv.
- je haar
- hormonen
- bloedgroep
- enzymen
- enz. enz. enz.

Slide 9 - Tekstslide

DNA
Chromosomen zijn gemaakt van 2 stoffen:

- eiwit
- DNA

Slide 10 - Tekstslide

nucleotiden
DNA is opgebouwd uit nucleotiden.

Daarvan zijn er 4 verschillende:
A, C, G en T.

Slide 11 - Tekstslide

Erfelijkheid
De volgorde van 
die nucleotiden bepaalt 
je erfelijke eigenschappen.

Onze nucleotiden zijn 
voor 98,7% identiek 
aan die van een chimpansee.

Slide 12 - Tekstslide

verschillen
We zijn allemaal uniek 
doordat de nucleotiden in onze genen verschillen.

Daardoor maken we verschillende eiwitten.

Slide 13 - Tekstslide

Waar in de cel kun je chromosomen vinden?

Slide 14 - Open vraag

Van welke twee stoffen zijn chromosomen gemaakt?

Slide 15 - Open vraag

Hoeveel chromosomen zitten er
in 1 cel van je grote teen?

Slide 16 - Open vraag

Hoe noem je een gedeelte van een chromosoom met de bouwtekening voor 1 eiwit?

Slide 17 - Open vraag

Samenvattend
DNA is een aaneenschakeling van nucleotiden: A, C, G en T.
DNA geeft de bouwbeschrijving voor eiwit.
De volgorde van de nucleotiden bepaalt welk eiwit.
Eiwitten bepalen je eigenschappen.
Een stukje DNA dat de bouw van 1 eiwit bepaalt, noem je een gen.

Slide 18 - Tekstslide

Geslachtscellen
In de zaadcel zit 1 exemplaar van elk van de 23 verschillende chromosomen.

In de eicel ook.

Slide 19 - Tekstslide

Bevruchting
Bevruchting: het versmelten van de kern van de eicel (23) met de kern van de zaadcel (23).

De bevruchte eicel heeft dan dus 23+23 = 46 chromosomen.

Slide 20 - Tekstslide

Mitose
De cel gaat delen.
Eerst worden alle chromosomen gekopieerd.
46+46 = 92.
Dan worden de chromosomen eerlijk over 2 cellen verdeeld.
92 :2 = 46 voor iedere cel.

Slide 21 - Tekstslide

repeat
Dat doen we nog een keer.
En nog een keer.
En...

Elke keer als er een cel bijgemaakt wordt, 
gebeurt dus hetzelfde.

Slide 22 - Tekstslide

Samenvattend
In de zaadcel en in de eicel zat 1 setje van 23 chromosomen.
Bij de bevruchting kwamen die samen dus 46 chromosomen in de celkern.
Voordat een cel deelt, wordt een kopietje van alle chromosomen gemaakt.
Iedere cel in jouw lijf heeft dus precies dezelfde 46 chromosomen.

Slide 23 - Tekstslide

meiose
Oftewel:
Waar komen de geslachtscellen dan vandaan?

Meiose heet ook wel
reductiedeling
(reducto!)

Slide 24 - Tekstslide

verdeling
Bij meiose komt steeds 1 chromosoom per paar in de geslachtscel.
Toeval bepaalt welke.
Hierdoor is iedere geslachtscel weer nét anders.
HET TOEVAL BEPAALT DUS!

Slide 25 - Tekstslide