Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Herhalingstoets T9-T14
Herhalingstoets T9-T14
1 / 38
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Secundair onderwijs
In deze les zitten
38 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Herhalingstoets T9-T14
Slide 1 - Tekstslide
Hoe goed ken je de leerstof van de voorbije thema's?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 2 - Poll
Lieveheersbeestjes hebben er enkele moeilijke jaren opzitten.
Wat is het bijvoeglijke naamwoord?
A
Lieveheersbeestjes
B
moeilijke
C
opzitten
D
jaren
Slide 3 - Quizvraag
Pesticiden zijn al lang een grote boosdoener.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
pesticiden
B
lang
C
grote
D
boosdoener
Slide 4 - Quizvraag
Ook de komst van een Aziatische soort heeft gevolgen.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Aziatische
B
soort
C
heeft
D
gevolgen
Slide 5 - Quizvraag
De ton (barsten) door de hoge druk.
A
barst
B
barste
C
barstte
D
barsten
Slide 6 - Quizvraag
De leraar (werken) dag en nacht om die toets af te krijgen.
A
werk
B
werkte
C
werkt
D
werktte
Slide 7 - Quizvraag
De schoonmaakster (boenen) grondig de vloer.
A
boen
B
boent
C
boende
D
boendde
Slide 8 - Quizvraag
Mijn boer (flirten) de hele avond met mijn vriendin.
A
flirt
B
flirte
C
flirtte
D
flirtten
Slide 9 - Quizvraag
De opzichters (dulden) geen enkele tegenspraak
A
duld
B
dulde
C
duldde
D
duldden
Slide 10 - Quizvraag
Wanneer gebruik je een komma?
A
tussen de delen van een opsomming
B
bij een citaat
C
voor een opsomming
D
voor een aanhaling
Slide 11 - Quizvraag
Wanneer gebruik je een komma?
A
na want
B
voor want
C
na maar
D
voor maar
Slide 12 - Quizvraag
Wanneer gebruik je een komma?
A
tussen twee zelfstandige naamwoorden
B
tussen twee onderwerpen
C
tussen twee persoonsvormen
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer gebruik je een dubbele punt?
A
na een opsomming
B
voor een opsomming
C
tussen de delen van een opsomming
Slide 14 - Quizvraag
Wanneer gebruik je een dubbele punt?
A
voor een uitleg
B
voor want
C
voor maar
D
tussen twee persoonsvormen
Slide 15 - Quizvraag
Welke leestekens moet je gebruiken om aan te geven dat je iets citeert?
A
komma
B
aanhalingstekens
C
punt
D
dubbele punt
Slide 16 - Quizvraag
... (Eten) jullie al eens sprinkhanen?
Slide 17 - Open vraag
... (Helpen) jullie oma met haar boodschappen?
Slide 18 - Open vraag
... (Krimpen) jouw jas toen jij hem verkeerd waste?
Slide 19 - Open vraag
Jij ... (rijden) wel heel dicht bij die auto.
Slide 20 - Open vraag
Wij ... (schrikken) toen de leider van achter de boom sprong.
Slide 21 - Open vraag
Hoe ... (verdwijnen) je potlood nu weer?
Slide 22 - Open vraag
Joren en ik ... (zwemmen) in de zee.
Slide 23 - Open vraag
Hoe maak je het verkleinwoord van:
bord
A
+ je
B
+ tje
C
+ pje
D
+ etje
Slide 24 - Quizvraag
Hoe maak je het verkleinwoord van:
wortel
A
+ je
B
+ tje
C
+ pje
D
+ etje
Slide 25 - Quizvraag
Hoe maak je het verkleinwoord van:
pruim
A
+ je
B
+ tje
C
+ pje
D
+ etje
Slide 26 - Quizvraag
Hoe maak je het verkleinwoord van:
pan
A
+ je
B
+ tje
C
+ pje
D
+ etje
Slide 27 - Quizvraag
Zeg ventje zoek je ruzie?
A
om aan te duiden dat iets/iemand klein is
B
om lief te doen
C
om duidelijk te maken dat je boos bent
D
spreekwoord of uitdrukking
Slide 28 - Quizvraag
Ik lust wel een kop tomatensoep met balletjes.
A
om aan te duiden dat iets/iemand klein is
B
om lief te doen
C
om duidelijk te maken dat je boos bent
D
spreekwoord of uitdrukking
Slide 29 - Quizvraag
Hij zit in nauwe schoentjes.
A
om aan te duiden dat iets/iemand klein is
B
om lief te doen
C
om duidelijk te maken dat je boos bent
D
spreekwoord of uitdrukking
Slide 30 - Quizvraag
Zusje, wil jij me even helpen?
A
om aan te duiden dat iets/iemand klein is
B
om lief te doen
C
om duidelijk te maken dat je boos bent
D
spreekwoord of uitdrukking
Slide 31 - Quizvraag
Synoniem van:
slim
A
snugger
B
dun
C
onverstandig
Slide 32 - Quizvraag
Synoniem van:
aangenaam
A
lief
B
prettig
C
onplezierig
Slide 33 - Quizvraag
Synoniem van:
schrijven
A
zeggen
B
weergeven
C
noteren
Slide 34 - Quizvraag
Tegengestelde van:
vergeten
A
sparen
B
vrijlaten
C
herinneren
D
razend
Slide 35 - Quizvraag
Tegengestelde van:
gelukkig
A
sparen
B
verdrietig
C
vrijlaten
D
razend
Slide 36 - Quizvraag
Tegengestelde van:
vasthouden
A
letterlijk
B
sparen
C
vrijlaten
D
razend
Slide 37 - Quizvraag
Hoe goed ken je de leerstof écht?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 38 - Poll
Meer lessen zoals deze
2OK Zelftoets T9T10T11T12T13
Juni 2023
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
TAAL
November 2023
- Les met
15 slides
Nederlands
Lager onderwijs
L3 Taalbeschouwing: woordleer
Januari 2023
- Les met
19 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord 10 - (On)bekend?
Juli 2023
- Les met
11 slides
T6L6: Geen probleem, no problemo!
Februari 2023
- Les met
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Het Bijvoeglijk Naamwoord in het Frans
April 2023
- Les met
13 slides
zesde leerjaar herhaling woordleer
Oktober 2024
- Les met
11 slides
Taal
Kleuteronderwijs
Lager onderwijs
Taalbeschouwing: herhaling - Kerst
December 2022
- Les met
25 slides
Nederlands
Lager onderwijs