511 module 4 quiz Steden en Staten

511
KSS 
Module 4 Steden en Staten
Afsluitende quiz
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

511
KSS 
Module 4 Steden en Staten
Afsluitende quiz

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Hoe zit het met de herkansingen van module 3?
  • Nog vragen over de toets volgende week? 
  • Quiz module 4
  • Afsluiting en fijn weekend!

Slide 2 - Tekstslide

Het tijdvak Steden en staten duurde van...

A
500 - 1000
B
1000 - 1500
C
1500 - 1600
D
1600-1700

Slide 3 - Quizvraag

Het tijdvak Steden en staten valt in de periode ...
A
Prehistorie
B
Oudheid
C
Vroege middeleeuwen
D
Late middeleeuwen

Slide 4 - Quizvraag

Welke ontwikkeling ontstond NIET in de late middeleeuwen?
A
Drieslagstelsel
B
Ontginnen
C
Irrigatielandbouw
D
Halsjuk

Slide 5 - Quizvraag

Welke uitvinding zien we op de afbeelding?
A
Drieslagstelsel
B
Ontginnen
C
Irrigatielandbouw
D
Halsjuk

Slide 6 - Quizvraag

Benoem een oorzaak voor de bevolkingsgroei in West-Europa.

Slide 7 - Open vraag

Bij kastelen en kloosters of bij kruispunten van wegen en rivieren ontstonden steden. Waarom juist daar?

Slide 8 - Open vraag

Leg uit waardoor er handel ontstaat in de late middeleuwen.

Slide 9 - Open vraag

Kampen, Zwolle en Deventer zijn voorbeelden van ..
A
Gildensteden
B
Hanzesteden

Slide 10 - Quizvraag

Noem een handelsproduct van de Hanze

Slide 11 - Woordweb

Wat is GEEN voordeel van het oprichten van de Hanze?
A
De handel tussen steden wordt uitgebreid
B
Reizigers konden veiliger reizen
C
De prijzen van producten worden gelijk gemaakt
D
Onderlinge concurrentie tussen de steden

Slide 12 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een stadsrecht

Slide 13 - Woordweb

Wie was de baas in de middeleeuwse steden?
A
De stedelijke burgerij
B
De vorst
C
De landheer (graaf of hertog)
D
De rijke burgers

Slide 14 - Quizvraag

Wat moesten de burgers doen om stadsrechten te krijgen?
A
Belasting betalen
B
Vechten tijdens oorlogen
C
Oogst afstaan
D
Geen van de opties

Slide 15 - Quizvraag

Leg uit waarom de macht van de adel afnam met de komst van stadsrechten.

Slide 16 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een soort gilde

Slide 17 - Woordweb

Welk gilde past bij de afbeelding?
A
Bakker
B
Kledingmaker
C
Schoenenmaker
D
Timmerman

Slide 18 - Quizvraag

Geef een voordeel van een gilde

Slide 19 - Open vraag

Geef een nadeel van een gilde

Slide 20 - Open vraag

Wat is de goede volgorde?
A
Leerling - meester - gezel
B
Gezel - leerling - meester
C
Meester - gezel - leerling
D
Leerling - gezel - meester

Slide 21 - Quizvraag

Leg uit hoe de pest zich verspreidde over West-Europa.

Slide 22 - Open vraag

Waardoor kwam er centralisatie?
A
De koning was ontevreden over zijn leenmannen, de edelen.
B
De steden en de adel wilden meer macht van de koning.

Slide 23 - Quizvraag

Ontstaan en groei van steden.
Als een land steeds meer vanuit één plek wordt bestuurd
Engeland en Frankrijk wilde beide de Franse troon hebben
Gewapende tocht van christenen om land op niet-christenen te veroveren
voorrechten van een stad
Kruistocht
Stadsrecht
Honderdjarige oorlog
Verstedelijking
Centralisatie

Slide 24 - Sleepvraag

1
2
3
4
5
De kruisvaarders veroveren Jeruzalem.
De laatste kruisvaarderstaat wordt veroverd door de Arabieren.
Jeruzalem wordt veroverd door een Arabisch leger onder leiding van Saladin.
Paus Urbanus II roept op tot de eerste kruistocht om het Heilige Land te bevrijden.
De eerste kruisvaarders trekken uit Europa naar het oosten.

Slide 25 - Sleepvraag

Fijn Weekend!

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Zet deze gebeurtenissen in chronologische volgorde. 
A. Keizer van Byzantium vraagt Paus om hulp.
B. Kruisvaarders dringen Jeruzalem binnen.
C. Turkse moslims veroveren Jeruzalem.
D. Paus roept Christenen op om een kruistocht te organiseren.
A
B
C
D

Slide 28 - Sleepvraag

Bekijk de bron. In de tijd van steden en staten ontstond in Nederland een landbouwstedelijke samenleving.

Gaat de bron over een oorzaak of over een gevolg van die ontwikkeling?
A
een oorzaak
B
een gevolg

Slide 29 - Quizvraag