Directe en indirecte rede

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Directe en indirecte rede
Leerdoel:
- Je weet wat het verschil is tussen directe en
   indirecte rede
- Je kunt de directe rede herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Theorie

Directe rede: je schrijft letterlijk op wat iemand zegt (citaat).
Je gebruikt aanhalingstekens.


Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op, maar beschrijft wat er gezegd is.  

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer wordt het gebruikt?
Als schrijvers willen dat hun verhaal en je personages meer 'leven', dan maken ze vaak gebruik van de directe rede. 

Directe rede: Joey zei: "Ik ben zo blij!."

Indirecte rede: Joey zei dat hij blij was. 

Slide 4 - Tekstslide

Ik weet hoe ik de directe rede kan herkennen en wat het verschil is tussen de directe en indirecte rede.
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

1. De docent zegt tegen de leerlingen: "Pak allemaal je schrift."

2. De docent zegt tegen de leerlingen dat ze allemaal hun schrift moeten pakken.
Wat er letterlijk is gezegd- directe rede
Wat niet letterlijk is gezegd- indirecte rede

Slide 6 - Sleepvraag

Indirecte rede
Directe rede
Julia zegt: "Het is heel erg koud vandaag!"
Kyrian zei dat hij het warm had.
Volgens Bauke heeft het gevroren
Mauro zegt: "Ik ga straks voetballen!"

Slide 7 - Sleepvraag

directe rede
indirecte rede
In de zin staat precies wat iemand heeft gezegd.
In de zin staan aanhalingstekens
In de zin staat een dubbele punt.
In de zin zie je (vaak) het woordje dat.
In de zin staat een citaat.
In de zin zie je vaak: hij zegt..... hij vertelt ...... hij vraagt...

Slide 8 - Sleepvraag

Wat is de directe rede?
A
Als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt.
B
Als je beschrijft wat iemand gezegd heeft.

Slide 9 - Quizvraag

Directe rede of indirecte rede?
Joey zei dat hij blij was.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin staat in de directe rede?
A
Julia vroeg wat het huiswerk was.
B
Julia vroeg: 'Wat is het huiswerk?'

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin staat in de directe rede?
A
Guus vroeg of hij me kon helpen.
B
Guus vroeg: "Kan ik je helpen?"

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin staat in de directe rede?
A
Mauro zegt: "dat hij het koud heeft."
B
Tim roept: "Het is niet mijn schuld!"
C
Julius vertelt: "dat hij van Lady Gaga houdt."
D
Kyrian vertelde: "dat hij een blessure heeft."

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin staat in de directe rede?
A
"Julius zei dat hij van zijn fiets gevallen is."
B
Julius zei: "dat hij van zijn fiets gevallen is."
C
Julius zei: "Ik ben van mijn fiets gevallen"
D
"Julius zei ik ben van mijn fiets gevallen"

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin staat in de directe rede?
A
De docent zegt: "Pak je boeken erbij."
B
De docent zegt: "dat we onze boeken erbij moeten pakken."
C
"De docent zegt": Pak je boeken erbij.
D
"De docent zegt: Pak je boeken erbij."

Slide 15 - Quizvraag

Ik weet hoe ik de directe rede kan herkennen en wat het verschil is tussen de directe en indirecte rede.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll