2h-kw24-Herhaling naamvallen

timer
2:00
Naamvallen
1 / 28
volgende
Slide 1: Woordweb
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

timer
2:00
Naamvallen

Slide 1 - Woordweb

Waar staat de eerste naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 2 - Quizvraag

Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 3 - Quizvraag

Waar staat de derde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 4 - Quizvraag

Hoe vind je....?
wie/wat + gez + ond
wie/wat + gez
aan/voor wie?
het lijdend voorwerp
het onderwerp
het meewerkend voorwerp

Slide 5 - Sleepvraag

Welke woorden kan je in naamvallen zetten?
A
werkwoorden en lidwoorden
B
werkwoorden en namen
C
lidwoorden, persoonlijk voornaamwoorden, bezittelijk voornaamw.
D
niks

Slide 6 - Quizvraag

Welke zijn de persoonlijk voornaamwoorden in het Duits?
(in de 1. Naamval)
A
ich, du, er, sie, es, wir ihr, sie/Sie
B
mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr/Ihr
C
der, die, das, die
D
bin, bist, ist, sind, seid, sind

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits (in de 1. Naamval)?
A
ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie/Sie
B
mein(e), dein(e), sein(e), unsere(e), eure/euer, ihr(e), Ihr(e)
C
mich, dich, ihn, sie, uns, euch, sie/Sie
D
der, die, das, die

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn de duite lidwoorden in der 1. Naamval in het Duits?
A
ich, du, er, sie, es, wir , ihr, sie/Sie
B
mein, dein, sein, ihr, unser, euer, eure, ihr/Ihr
C
mir, dir, ihr, ihm, uns, euch, ihnen
D
der, die, das, die

Slide 9 - Quizvraag

Wat valt op aan het schema?
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

timer
1:00
Welke voorzetsels krijgen altijd de 3e nv?

Slide 11 - Woordweb

timer
1:00
Welke voorzetsels krijgen altijd de 4e nv?

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden in de 1.NV?

Slide 15 - Open vraag

Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden in de 4.NV?

Slide 16 - Open vraag

Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden in de 3.NV?

Slide 17 - Open vraag

Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Slide 18 - Open vraag

Wat zijn de lidwoorden in het Duits?

Slide 19 - Open vraag

Wat moet je bij mannelijke lidwoorden/bezittelijke voornaamwoorden in de 4 nv veranderen?
A
der->den, ein->einen, mein->meinen, de rest is hetzelfde
B
alles is anders
C
niks is anders

Slide 20 - Quizvraag

d... Junge (m) spielt Apex Legends.
A
der
B
dem
C
den
D
die

Slide 21 - Quizvraag

Ich gebe mein.. Mutter ein.. Tasche
A
meine / einer
B
meiner / eine
C
meine / eine
D
meinem / einer

Slide 22 - Quizvraag

Ich gebe d... Jungen(der) ein....Ball (der)
A
dem/einen
B
den/eine
C
dem/einem
D
der/einem

Slide 23 - Quizvraag

D... Vater macht d... Abendessen.
A
die/die
B
der/das
C
der/den
D
dem/dem

Slide 24 - Quizvraag

.... sehe ....
A
mich/er
B
Ich/er
C
Ich/ihn
D
Ich/ihm

Slide 25 - Quizvraag

Meine Mutter macht das Abendessen.
A
Ihr macht es.
B
Ihm macht ihr.
C
Er macht es.
D
Sie macht es.

Slide 26 - Quizvraag

Die Schüler bekommen einen Test von dem Lehrer.
A
Sie bekommen ihn von ihm.
B
Ihnen bekommen es von ihr.
C
Wir bekommen Ihnen von es.
D
Sie bekommen ihm von ihn.

Slide 27 - Quizvraag

Gibt es noch Fragen?

Slide 28 - Tekstslide