INHOUD ALGEMEEN
- je weet wat de spelgegevens zijn
- je kent de onderdelen van verbale en non verbale expressie
- je weet wat theatrale middelen zijn: spelgegevens, mise-en-scene en theatervormgevingsmiddelen
- je weet wat de functies van drama zijn: amuseren, informeren/leren, overtuigen
- je weet wat de spanningsopbouw is: expositie, motorisch moment, ontwikkeling, climax en afloop
- je weet de begrippen rondom tekst: bewerken, claus, dialoog, monoloog, personage, regieaanwijzing, toneelschrijver, toneeltekst
- je weet wat de theatervormen zijn
- je weet de verschillende kunstdisciplines zijn
- manieren van verwijzen naar de werkelijkheid
- dramatische technieken
SCHRIJF VOOR JEZELF OP WELKE JE NOG NIET KENT/BEGRIJPT