bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden

Welkom
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord
Persoonwoord

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het persoonlijke voornaamwoord in de zin?
Hij maakt de opdrachten.
A
maakt
B
de
C
hij
D
opdrachten

Slide 4 - Quizvraag

Jullie worden steeds beter.
A
jullie
B
steeds
C
worden
D
beter

Slide 5 - Quizvraag

De juf zegt dat ook tegen hen.
A
juf
B
zegt
C
tegen
D
hen

Slide 6 - Quizvraag

Ik ga naar jou.
A
ik
B
jou
C
ga
D
ik en jou

Slide 7 - Quizvraag

Het regent al de hele dag.
A
Het
B
regent
C
hele
D
dag

Slide 8 - Quizvraag

Ik geef de werkboeken aan hen.
A
ik
B
ik en hen
C
hen
D
werkboeken

Slide 9 - Quizvraag

De tandarts is vandaag afwezig,  want                 is ziek.                 
Nina vindt John leuk. Ze is verliefd op 
Wanneer gaan                     verhuizen?
Hoeveel boterhammen eet                   per dag? 
hij
je
ik
hem
zij

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord (bezitwoord) geeft aan van wie of wat iets is. Als je bijvoorbeeld zegt: “Dat is zijn fiets”, vertelt het woord ‘zijn’ van wie de fiets is. Let op: Eigennamen en zelfstandige naamwoorden zijn géén bezittelijke voornaamwoorden. Het gaat altijd om woorden als ‘mijn’, ‘jouw’, ‘zijn’ of ‘haar’.

Slide 12 - Tekstslide

~ Mijn moeder staat altijd voor mij klaar.
~ Gaan we naar zijn huis of naar het jouwe?
~ Waar staan jullie tassen?
~ De dolfijn slikt zijn vis in één keer in.
~ De bibliotheek heeft haar deuren moeten sluiten.

Slide 13 - Tekstslide

~ Mijn moeder staat altijd voor mij klaar.
~ Gaan we naar zijn huis of naar het jouwe?
~ Waar staan jullie tassen?
~ De dolfijn slikt zijn vis in één keer in.
~ De bibliotheek heeft haar deuren moeten sluiten.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is/zijn de bezittelijke voornaamwoorden in de volgende zinnen?

Slide 16 - Tekstslide

Mijn kamer is een grote bende terwijl zijn kamer heel netjes is.

Slide 17 - Open vraag

Van onze ouders moeten wij de afwas doen.

Slide 18 - Open vraag

Jouw schrift lag in hun kamer en ons boek lag daar ook.

Slide 19 - Open vraag

Ik heb de spelcomputer van jouw zusje geleend.

Slide 20 - Open vraag

Ik wil dus snel de computer terug, het is ook de mijne!

Slide 21 - Open vraag

Is het een persoonlijk voornaamwoord of een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 22 - Tekstslide

Zijn deze oorbellen van haar?

'haar' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 23 - Quizvraag

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 24 - Quizvraag

Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.

'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 25 - Quizvraag

Deze spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.

'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 26 - Quizvraag