Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Grammatica woordsoorten - les 2
Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kun
je
benoemen
1 / 35
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
35 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kun
je
benoemen
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
Alle woordsoorten uit De Brug benoemen
Slide 2 - Tekstslide
Pak je laptop en log in
Slide 3 - Tekstslide
Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit
Coca Cola
drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Zelfstandig werkwoord (zww)
Slide 4 - Quizvraag
Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar
de
winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)
Slide 5 - Quizvraag
Lidwoord (LW)
De, het = bepaald lidwoord.
Het is
bepaald
, het staat vast wanneer je
de
of
het
gebruikt.
Een = onbepaald lidwoord.
Onbepaald
omdat je
een
zowel voor een
de
- als een
het
-woord kunt zetten.
Slide 6 - Tekstslide
Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar
huis
.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)
Slide 7 - Quizvraag
Ik zoek de betekenis van het woord straks even
op
.
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel
Slide 8 - Quizvraag
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.
Slide 9 - Open vraag
Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film
gekeken
.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
Slide 10 - Quizvraag
Kies de juiste woordsoort.
Ik
heb
veel nagedacht.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
Slide 11 - Quizvraag
Is 'fluiten' een zww-hww-kww?
A
zww
B
hww
C
kww
Slide 12 - Quizvraag
Die jongen blijkt een taaie te zijn.
zijn: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW
Slide 13 - Quizvraag
Hij wordt een aardige docent.
wordt: hww, zww of kww?
A
kww
B
hww
C
zww
Slide 14 - Quizvraag
Willem is jarig geweest.
geweest: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww
Slide 15 - Quizvraag
'Ik zag twee vliegen vliegen.'
Hoeveel werkwoorden in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 16 - Quizvraag
Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.
Slide 17 - Open vraag
Vertel me eens op welke camping jullie je vakantie hebben doorgebracht.
A
me=pers, jullie=bez je=pers
B
me=bez, jullie=pers je=bez
C
me=pers, jullie=pers je=bez
D
me=bez, jullie=bez me=bez
Slide 18 - Quizvraag
Op mijn school maakt hij een creatieve opdracht voor zijn leukste vak.
A
mijn=bez, hij = bez. zijn =bez.
B
mijn=bez., hij = pers. zijn=bez.
C
mijn=bez, hij =bez. zijn=pers.
D
mijn=pers., hij = pers. zijn= bez.
Slide 19 - Quizvraag
Volgens jou wil jullie vriend uit Urk jouw zeilbootje dus graag kopen.
A
jou=pers, jullie=pers jouw=bez
B
jou=pers, jullie=bez jouw=bez
C
jou=bez, jullie=pers jouw=bez
D
jou=bez, jullie=bez jouw=bez
Slide 20 - Quizvraag
Die moeder van haar heeft mij goed geholpen.
A
haar=bez mij=pers
B
haar=pers mij=bez
C
haar=pers mij=pers
D
haar=bez mij=bez
Slide 21 - Quizvraag
Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw)
- Een aanw. vnw. wijst naar iets of iemand aan.
- Soms staat er een znw achter een aanw. vnw., maar dat hoeft niet.
- Aanwijzende voornaamwoorden zijn:
> deze > zo'n
> die > zulk(e)
> dit > dergelijk(e)
> dat > zelf
> hetzelfde/ dezelfde
Slide 22 - Tekstslide
Ik heb precies datgene geleerd wat niet de bedoeling was.
Wat is het aanw. vnw.?
A
datgene
B
wat
Slide 23 - Quizvraag
Wat is het aanw. vnw?
Ik weet niet of ik dit boek leuk vind.
A
of
B
vind
C
dit
D
niet
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het aanw. vnw?
Lees je nou alweer hetzelfde boek?
A
nou
B
boek
C
alweer
D
hetzelfde
Slide 25 - Quizvraag
Een aanw. vnw en een vr. vnw kunnen hetzelfde woord zijn.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quizvraag
Vragend voornaamwoord (vr. vnw)
- Een vr. vnw vraagt altijd naar
iets of iemand
.
- Een vr. vnw kán in een vraagzin staan, maar dat hoeft niet.
- Er zijn vier vragende voornaamwoorden, leer ze uit je hoofd!
> Wie
> Wat
> Welk(e)
> Wat voor (een)
Slide 27 - Tekstslide
Wat is het vr. vnw. in de volgende zin?
Wat heb je nou weer gedaan?
A
geen vr. vnw.
B
wat
Slide 28 - Quizvraag
Wat is het vr. vnw.?
Weet je al welk boek je gaat lezen?
A
weet
B
gaat
C
welk
D
lezen
Slide 29 - Quizvraag
Wat is géén vr. vnw?
A
wat
B
wat voor (één)
C
wanneer
D
welke
Slide 30 - Quizvraag
Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter, sinds
C
raam, deur, wand, vakantie
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen
Slide 31 - Quizvraag
Wat is GEEN voorzetsel?
A
naar
B
na
C
natuurlijk
D
om
Slide 32 - Quizvraag
Een voorzetsel
A
geeft plaats, tijd of reden/oorzaak aan
B
staat altijd aan het begin van de zin
C
zet je voor een zelfstandig naamwoord
D
wijst een werkwoord aan
Slide 33 - Quizvraag
Wat is het bijwoord?
A
Ik
B
altijd
C
heb
D
pech
Slide 34 - Quizvraag
Welke woordsoorten zijn 'niemand' en 'iets'?
Gisteren heeft niemand iets gezien.
A
aanw. vnw en onbep. vnw
B
pers. vnw en onbep. vnw
C
onbep. vnw en pers. vnw
D
onbep. vnw en onbep. vnw
Slide 35 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Grammatica woordsoorten - les 2
November 2022
- Les met
48 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
5.6 hww, zww, kww (2)
November 2023
- Les met
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
5.6 hww, zww, kww (2)
15 dagen geleden
- Les met
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
grammaticacursus deel 2 - klas 2
April 2021
- Les met
35 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
5.6 hww, zww, kww (2)
November 2023
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
WRE 2AHA - Grammatica WS - ZWW, HWW en KWW
Mei 2024
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
1.8 Grammatica woordsoorten Herhaling - les 1
Maart 2024
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
week 47 - gram w H1 en H2
November 2022
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2