In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
1.1. Wat wil je kopen?
Wat heb je nodig?
Leerwerkboek (en schrift)
Rekenmachine
Laptop
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Terugblik - afronding
Uitleg en instructie 1.1. (deel 2)
Maakwerk voor vandaag
Quiz
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Afronden € 4,5799 wordt
A
€ 4,57
B
€ 4,59
C
€ 4,56
D
€ 4,58
Slide 4 - Quizvraag
Afronden € 4,53529 wordt
A
€ 4,5352
B
€ 4,54
C
€ 4,53
D
€ 4,535
Slide 5 - Quizvraag
Afronden € 3,53529 wordt
A
€ 3,5352
B
€ 3,54
C
€ 3,53
D
€ 3,535
Slide 6 - Quizvraag
Afronden € 79,998 wordt
A
€ 79,99
B
€ 80,00
C
€ 81
D
€ 79
Slide 7 - Quizvraag
Voorbeeld Afronden
Jan en Cees gaan een appartement delen. De huur per maand is 965,23 euro per maand. Hoeveel zullen ze elk betalen aan huur permaand? Rond tot 2 decimalen af.
A
€ 457,87
B
€ 482,615
C
€ 482,62
D
€ 483,00
Slide 8 - Quizvraag
Reken uit: Hoeveel is 7% van € 125 ?
A
€ 8, 75
B
€ 1,43
C
€ 1,44
D
€ 9
Slide 9 - Quizvraag
2.599,95
M . HD TD D . H T E , cc
2 . 5 9 9 , 95
Slide 10 - Tekstslide
Leerdoelen
Na afloop van deze les weet/kan ik ...
...wat zelfvoorziening is
...wat consumeren is
...het verschil tussen gebruik en verbruik
Slide 11 - Tekstslide
Afronden
Afronden op hele getal, 1 cijfer na de komma of 2 cijfers na de komma?
Kijk naar de buurman
Is de buurman groter dan 5? Rond naar boven af
Is de buurman kleiner dan 5? Rond naar beneden af
Slide 12 - Tekstslide
Geldbedrag noteren
2 decimalen (centen)
Je schrijft een komma (,) MAAR op je rekenmachine toets je een punt (.) in!
Bij duizendtallen schrijf je een punt, niet op je rekenmachine intoetsen!
1.260,75
Slide 13 - Tekstslide
Consumeren en zelfvoorziening
Je consumeert op het moment dat je iets koopt, niet als je het opeet/gebruikt
Zelf iets maken waarmee je in je behoeften kunt voorzien.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
0
Slide 16 - Video
Verbruiksgoederen (kun je maar één keer verbruiken) Tip: je verbruikt het!
Gebruiksgoederen (kun je meerdere keren gebruiken)
Slide 17 - Tekstslide
Gemiddelde berekenen
Gemiddelde = totaal : het aantal
Voorbeeld: Bereken de klasgemiddeld.
Lize 6
Rimke 6,7
Jim 8
Totaal 20,7 : 3 = 6,9
Slide 18 - Tekstslide
Maakwerk
BK:
Maak vanaf blz. 10 opgaven 7 t/m 19.
KM:
Maak vanaf blz. 9 opgaven 7 t/m 15
Maak de Samenvatting van 1.1. en
Leer de Begrippen van 1.1. op blz. 34/35 (BK) 26/27 (KM)
Slide 19 - Tekstslide
Maakwerk
OIn je schrift:
BK: Rekenopdrachten blz. 46 opgaven 29 t/m 31
KM: Rekenopdrachten blz. 34 opgaven 4 en 5
timer
15:00
1
1
2
Slide 20 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen zelfvoorziening en consumeren?