Aan 't werk in de winkel - Artikelpresentatie les 3

Aan 't werk in de winkel

Artikelpresentatie les 3
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomiePraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Aan 't werk in de winkel

Artikelpresentatie les 3

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les heb je geleerd?
  • Hoe je een schappenplan gebruikt.
  • Hoe je artikelen moet aanvullen
  • Wat FIFO en THT betekent

Slide 2 - Tekstslide

timer
1:00
Wat is een schappenplan?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Schappenplan gebruiken.
Je weet nu hoe je artikelen extra onder de aandacht brengt in een artikelpresentatie. Je denkt goed na waar en hoe je de artikelen presenteert. 
Maar wist je dat over elke presentatie in de winkel is nagedacht? Dus over elk gangpad en over elke stelling is nagedacht. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

1. Op welke plank moet je de soepkommen zetten?

Slide 7 - Open vraag

2. Welke artikelen staan er op plank 2?

Slide 8 - Open vraag

3. Hoeveel theepotten staan er naast elkaar?

Slide 9 - Open vraag

4. Welke producten staan er op plank 3?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Soorten schappenplan
Op de volgende dia zie je een tekening. Deze tekening heet een schappenplan
Dit is een soort plattegrond van de schappen, rekken of bakken. Ook staat in het schappenplan hoeveel stuk van elk artikel er op een bepaalde plaats moet staan, hangen of liggen. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Maak de 1ste doe opdracht.

In deze opdracht maak je een schappenplan van een kledingrek op school. 

Slide 14 - Tekstslide

Facing
Hoe breed een presentatie van een artikel is, geef je aan in facings. 
Een facing is het aantal stuks van hetzelfde artikel dat je naast elkaar zet. Dus het aantal dat zichtbaar is voor de klant. 

Slide 15 - Tekstslide

voorbeeld
Staan er bijvoorbeeld 2 potjes pindakaas naast elkaar, dan zijn de 2 facings. Maar staan er ook potjes pindakaas op elkaar, dan zijn het nog steeds 2 facings. 

Slide 16 - Tekstslide

5. Hoeveel facings zie je van elk van die artikelen (blauw en roze)?

Slide 17 - Open vraag

Maak de 2de doe opdracht.

In deze opdracht ga je een schappenplan maken naar aanleiding van een foto. 

Slide 18 - Tekstslide

artikelpresentatie
Deze artikelpresentatie ziet er niet zo netjes uit. Je doet hier meteen wat aan. 
Je maakt de presentatie weer in orde of je laat je leidinggevende weten wat er aan de hand is. Hij zorgt er dan voor dat de presentatie weer netjes wordt. 

Slide 19 - Tekstslide

vakken vullen
Is er van een artikel veel verkocht en raakt het vak leeg, dan vul je het aan. Dit heet ook wel vakken vullen
Want klanten kopen sneller iets bij volle schappen dan halflege schappen. 

Slide 20 - Tekstslide

6. Wat is vakken vullen?

Slide 21 - Open vraag

aanvulvoorschrift
Bij het aanvullen van artikelen, houd je je aan bepaalde regels. Al die regels samen vormen het aanvulvoorschrift. 
In dit voorschrift staan de volgende vragen:
- Waar moeten de artikelen staan?
- Klopt de sticker op de doos met de sticker op het schap?
- Klopt het artikel in de doos met het artikel in het schap?
- Hoeveel facings moeten er staan?
- Wat moet je doen als je niet genoeg artikelen hebt om het schap te vullen?
- Wat doe je met de artikelen die al in het schap staan?

Slide 22 - Tekstslide

7. Waarom moet je controleren of de artikelen in de doos kloppen met de artikelen in het schap?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

FIFO
Bij het aanvullen gebruik je soms het FIFO-systeem
Dit betekent dat je nieuwe artikelen achter de (oudere) artikelen die er al staan, zet. De letter FIFO staan voor: First in, first out (het eerst erin, het eerst eruit). Dit is heel belangrijk bij artikelen met een uiterste verkoopdatum of houdbaarheidsdatum.
De oudste artikelen wil je als eerste weer verkopen, daarom zet je ze vooraan.

Slide 25 - Tekstslide

8. Wat betekend de afkorting FIFO?

Slide 26 - Open vraag

Om te weten wat de houdbaarheid van artikelen is, kijk je naar de datum op het artikel. 

Er staat bijvoorbeeld ‘ten minste houdbaar tot’ of ‘te gebruiken tot’. 


Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Ten minste houdbaar tot (THT)
 betekent dat deze etenswaren niet meteen bederven. Maar de kwaliteit van het artikel gaat na die datum achteruit. 

Slide 29 - Tekstslide

Te gebruiken tot (TGT)
 betekent dat deze etenswaren snel bederven. Je kunt de artikelen veilig gebruiken tot deze datum. Na deze datum kun je bijvoorbeeld ziek worden als je het artikel nog eet. 

Slide 30 - Tekstslide

9. Wat voor soort houdbaarheidsdatum staat er op melk?
A
Ten minste houdbaar tot (THT)
B
Te gebruiken tot (TGT)

Slide 31 - Quizvraag

10. Bekijk het artikel. Wat is de houdbaarheidsdatum?

Slide 32 - Open vraag

Maak de 3de doe opdracht.

In deze opdracht ga je goed kijken naar datums van producten en deze noteer je in een schema. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

spiegelen
Soms is er te weinig voorraad om het vak aan te vullen. Of een vak ziet er heel erg leeg uit. Dan moet je het vak spiegelen. Dit betekent dat je de artikelen naast elkaar en vooraan zet. Zo lijkt het alsof het vak goed gevuld is. Het ziet er netjes uit en dat ziet de klant graag! En het kan ook diefstal voorkomen. Een dief pakt minder snel iets uit het schap, als dit een lege plek achterlaat.
Elke winkel heeft zijn eigen regels bij spiegelen.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

11. Wanneer spiegel je artikelen?

Slide 37 - Open vraag

12. Het schap met shampoos begint steeds leger te raken. Alleen achterin staat nog een aantal flacons. Mirjam zet deze vooraan, waardoor het lijkt alsof het schap weer helemaal vol is. Hoe heet dit?
A
verticale presentatie
B
horizontale presentatie
C
spiegelen
D
facing

Slide 38 - Quizvraag

Waar moet je op letten?
Als je aanvult of spiegelt, controleer je meteen of de artikelen niet beschadigd, over datum of vuil zijn. 

Beschadigde en vuile artikelen gooi je weg of prijs je af. Artikelen die over datum zijn, gooi je weg. Geef dit wel door aan je leidinggevende! 

Slide 39 - Tekstslide

Let dus altijd op of een artikelpresentatie er goed uitziet. Dit betekent dat je een actieve houding hebt bij het aanvullen, herstellen en controleren van de artikelpresentatie. 

Dit is heel belangrijk, want een goede presentatie van de artikelen zorgt voor extra omzet. 

Slide 40 - Tekstslide

13. Wat kan beter aan deze presentatie? noem 2 dingen

Slide 41 - Open vraag

14. Hoe kun je deze artikelpresentatie herstellen?

Slide 42 - Open vraag

Regels bij het vakkenvullen
Vaak ben je met een artikelpresentatie bezig en zijn er ook klanten in de winkel. 

Een winkelende klant mag van jouw werk geen last hebben. Zorg er daarom voor dat een klant altijd bij alle artikelen kan, ook al ben jij bij een schap aan het werk. 

Slide 43 - Tekstslide

Houd je aan deze regels.
 - Verwijder karren en containers die je niet nodig hebt.
- Ruim afval meteen op.
- Doe een stapje opzij als een klant iets wil pakken van het schap of rek waarmee jij bezig bent.
- Houd de klant in het oog, zodat je kunt helpen als hij iets zoekt.
- Begroet een klant die achter je langs loopt.

Slide 44 - Tekstslide

15. De klant mag tijdens het opruimen en aanvullen zo mijn mogelijk last van jou hebben. Hoe zorg je hiervoor?

Slide 45 - Open vraag

Maak de 4de doe opdracht.

In deze opdracht lees je een situatie en jij geeft aan hoe je deze situatie zou oplossen. 

Slide 46 - Tekstslide

Schrijf 1 ding op dat je geleerd hebt.

Slide 47 - Open vraag

Schrijf 1 ding op dat je niet zo goed begrijpt.

Slide 48 - Open vraag