1MH H4 woordenschat (1e les)

1MH2: 11:30 - 12:00 
Nodig: H4 woordenschat (pak dit er vast bij!)  
Camera aan - microfoon uit - actieve deelname 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1MH2: 11:30 - 12:00 
Nodig: H4 woordenschat (pak dit er vast bij!)  
Camera aan - microfoon uit - actieve deelname 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag (1e les) 
1. Opening ~2 min
2. Terugblik vorige les ~5 min 
3. Uitleg H4 woordenschat ~5 min 
4. Aan de slag! ~10 min  


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
  • Je kunt uitleggen wanneer je de verwijswoorden deze, die, dit en dat gebruikt. 
  •  Je kunt uitleggen wat een tegenstelling is. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik: Naar mannelijke woorden verwijs je met deze en die.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

[Dat|Deze]] robotstofzuiger komt [dit|deze] jaar als beste uit de test.

Slide 5 - Open vraag

deze - dit 
Vervang door het tegenovergestelde
Hoi, ik ben een weekje met mijn ouders naar Ameland. Het is hier bloedheet, dus we liggen altijd op het strand. Er is ook een openluchtzwembad op de camping, maar dat is erg ondiep.
O ja, het eten hier is erg lekker! We vermaken ons wel, dus misschien komen we een paar dagen later terug. Groetjes! 

Slide 6 - Tekstslide

Hoi, ik ben een weekje met mijn ouders naar Ameland. Het is hier ijskoud, dus we liggen nooit op het strand. Er is ook een binnenzwembad op de camping, maar dat is erg diep. O ja, het eten hier is erg onsmakelijk/smerig/vies! We vermaken ons niet, dus zeker weten komen we een paar dagen eerder terug. Groetjes!
Tegenstellingen van onbekende woorden vinden
Je ziet een onbekend woord in de tekst staan. 
Wat nu? 
De betekenis van dat woord kun je soms begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat. 

Bijv. Toms ouders sliepen in een riante caravan, maar hij lag zelf in een klein tentje. 

Slide 7 - Tekstslide

Riant is een tegenstelling van klein. Riant betekent dus groot. 
Tegenstellingen herkennen
Let op deze signaalwoorden:
  • maar
  • anderzijds
  • daarentegen
  • echter
  • evenwel
  • hoewel
  • aan de andere kant 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
We doen de eerste 2 zinnen samen. 

Daarna werk je zelf verder!
Deze week maak je: opdracht 1, 2,3 en 4

Tot: 11:55 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting! 
Leerlingen die hun mail moeten controleren: 

Let op! Lees in je leesboek!! 

Morgen: poëzieweek en H4 woordenschat. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies