blok 1 gram opdr 1 tm 6 (deel 1 RvL)
1 / 21
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
In elke zin staat een persoonsvorm. Er zijn nog 2 vormen van werkwoorden in de zin. Welke?
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Bedenk een zin met het woordje 'lachen', waarin 'lachen' de pv is. Je mag vervoegen.
Slide 6 - Open vraag
Bedenk een zin met het woordje 'lachen', waarin 'lachen' de infinitief is.
Slide 7 - Open vraag
Bedenk een zin met het voltooid deelwoord van 'lachen'.
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Bedenk een basiszin.
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
De politieagent geeft de relschoppers een bekeuring
pv =
pv =
A
De politieagent
B
geeft
C
de relschoppers
D
een bekeuring
Slide 12 - Quizvraag
De politieagent geeft de relschoppers een bekeuring
onderwerp =
onderwerp =
A
De politieagent
B
geeft
C
de relschoppers
D
een bekeuring
Slide 13 - Quizvraag
De politieagent geeft de relschoppers een bekeuring
lijdend voorwerp =
lijdend voorwerp =
A
De politieagent
B
geeft
C
de relschoppers
D
een bekeuring
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Link
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Wat is het meewerkend voorwerp?
De docent vertelt een verhaal over Peru aan de klas.
De docent vertelt een verhaal over Peru aan de klas.
A
De docent
B
vertelt
C
een verhaal over Peru
D
aan de klas
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
De juf geeft de klas een complimentje.
De juf geeft de klas een complimentje.
A
De juf
B
geeft
C
de klas
D
een complimentje
