Taal les 19

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Taal les 19

Doel: Je hebt geleerd uit welke delen een samengestelde zin bestaat. (hoofdzinnen / bijzinnen)

Ook kun je het voegwoord vinden in een zin. 

Samengestelde zinnen

Benoem van de volgende samengestelde zinnen waar ze uit bestaan. Schrijf het voegwoord er tussen haakjes bij. 

Bijvoorbeeld:

Mijn broer moet op reis, maar hij wil thuisblijven.

Antwoord: Hoofdzin + Hoofdzin (maar) 

Manja heeft veel van de wereld gezien, omdat ze reisleider is.

Ze is bijna overal geweest en ze heeft veel meegemaakt.

Omdat ze nog een paar dingen wil zien, heeft ze een wensenlijstje.

Manja wil naar de Noordpool of ze wil naar de Zuidpool.

Ze hoopt op genoeg mensen voor zo'n reis, zodat ze mee kan.

Manja zou ook nog wel naar de maan willen, maar dat is een beetje lastig.

Manja wil naar de maan, maar hoe moet ze dat doen?

1. Hoofdzin + hoofdzin (maar)
2. Hoofdzin + bijzin (maar)
3. Bijzin + Hoofdzin (naar)
4. Hoofdzin + hoofdzin (naar)

Onze vliegtuigen zijn tegenwoordig comfortabel en raketten zijn snel.

1. Hoofdzin + Bijzin (zijn)
2. Hoofdzin + Bijzin (en)
3. Hoofdzin + Hoofdzin (en)
4. Hoofdzin + Hoofdzin (zijn)

Dat klinkt als een goede combinatie, want de mensen willen luxueus reizen.

1. Bijzin + Hoofdzin (als)
2. Hoofdzin + Hoofdzin (als)
3. Bijzin + Hoofdzin (want)
4. Hoofdzin + Hoofdzin (want)

De astronauten kunnen de piloten zijn, omdat zij de weg goed kennen in de ruimte.

1. Bijzin + Hoofdzin (kunnen)
2. Hoofdzin + Bijzin (omdat)
3. Bijzin + Hoofdzin (omdat)
4. Hoofdzin + Bijzin (kunnen)

Doordat de ruimtevaart ook geld nodig heeft, is dit een slimme oplossing.

1. Hoofdzin + Hoofdzin (is)
2. Hoofdzin + Bijzin (ook)
3. Bijzin + Hoofdzin (doordat)
4. Bijzin + hoofdzin (dit)

Manja moet misschien gewoon wachten of ze moet astronaut worden.

1. Hoofdzin + Hoofdzin (misschien)
2. Hoofdzin + Bijzin (of)
3. Hoofdzin + Bijzin (misschien)
4. Hoofdzin + Hoofdzin (of)