H12 3a

H12 3a
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

H12 3a

Slide 1 - Tekstslide

Haec t/m dixisset (r. 1-2).
Leg uit dat hier sprake is van inversie.

Slide 2 - Open vraag

dixisset: Hoe is de coniunctivus hier gebruikt?
A
causaal (oorzaak)
B
consecutief (gevolg)
C
finaal (doel)
D
temporeel (tijd)

Slide 3 - Quizvraag

Wie is het onderwerp van dixisset (r.2)?
Noteer de naam.

Slide 4 - Open vraag

Wie wordt bedoeld met amatam (r. 2)? Noteer de naam.

Slide 5 - Open vraag

Welk stilistisch middel herken je in non mediocri cura (r. 2-3)?

Slide 6 - Open vraag

in welke naamval staat mediocri cura?
A
nom
B
gen
C
dat
D
abl

Slide 7 - Quizvraag

raptae (r. 4) congrueert met?

Slide 8 - Open vraag

nuptiae (r. 4)
Om welk huwelijk gaat het?
A
tussen Sophoniba en Syphax
B
tussen Sophoniba en Masinissa

Slide 9 - Quizvraag

neque t/m Laelio (r.4-5):
Welke constructie is dit?

Slide 10 - Open vraag

neque t/m Laelio (r.4-5):
Welk stilistisch middel herken je?

Slide 11 - Open vraag

In welke naamval staat praeceps festinatio (r.6)?
A
nom
B
gen
C
dat
D
abl

Slide 12 - Quizvraag

Naar wie verwijst captam hostem (r.6)?
Noteer de naam.

Slide 13 - Open vraag

acciperet (r.7) en conficeret (r.8):
Hoe is de coniunctivus hier gebruikt?
A
causaal (oorzaak)
B
consecutief (gevolg)
C
finaal (doel)
D
temporeel (tijd)

Slide 14 - Quizvraag

acciperet (r.7) en conficeret (r.8):
Wie is het onderwerp? Noteer de naam.

Slide 15 - Open vraag

Naar wie verwijst hostis (r. 8)?
Noteer de naam.

Slide 16 - Open vraag

Naar wie verwijst ipsum (r.9)?
Noteer de naam.

Slide 17 - Open vraag

Welke 2 woorden vormen een hyperbaton in r. 9-10?
A
ipsum en iuvenum
B
ipsum en nullius
C
Hispania en forma
D
nullius en captivae

Slide 18 - Quizvraag