Zeg je naam. Vertel waar je woont. Vertel waar je vandaan komt. Welke talen spreek je? Vragen hoe het met iemand gaat. Iemand begroeten. Iemand bedanken Het alfabet.
Slide 7 - Tekstslide
Grammatica
Onderwerp = 1
IK
Slide 8 - Tekstslide
Grammatica
Onderwerp = 1 Persoonsvorm = 2
IK BEN
Slide 9 - Tekstslide
Grammatica
Onderwerp = 1 Persoonsvorm = 2 Rest = 3
IK BEN LIEKE
Slide 10 - Tekstslide
Grammatica
Onderwerp = 1 Persoonsvorm = 2 Rest = 3
IK BEN LIEKE IK KOM UIT NEDERLAND IK WOON IN NIJMEGEN IK SPREEK NEDERLANDS