3.2 Koning en rijke burgers

Hallo!


Niet vergeten;
- Telefoon in je kluisje! Als ik hem zie in de les, ben je hem kwijt tot het einde van de dag!
- Wil je iets zeggen of vragen? Steek je hand omhoog.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hallo!


Niet vergeten;
- Telefoon in je kluisje! Als ik hem zie in de les, ben je hem kwijt tot het einde van de dag!
- Wil je iets zeggen of vragen? Steek je hand omhoog.

Slide 1 - Tekstslide

Welk tijdvak zitten we nu in?
A
Tijdvak 3
B
Tijdvak 8
C
Tijdvak 7
D
Tijdvak 10

Slide 2 - Quizvraag

Hoe heet tijdvak 8?
A
Tijd van Burgers en Stoommachines
B
Tijd van de Wereldoorlogen
C
Tijd van de Monniken en Ridders
D
Tijd van de Ontdekkers en Hervormers

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Video

3.2
Koning en Rijke burgers
B2

Slide 5 - Tekstslide

Dagmenu
1. Introductie                       (5min)
2. Koning en Rijke Burgers (15min)
3. Opdrachten                     (15min)
4. Afsluiting                          (5min)

Slide 6 - Tekstslide

Tijd van burgers en stoommachines

Slide 7 - Tekstslide

Koning Willem 1
Tijdens de Franse Revolutie was ons land bezet door de Fransen. In 1813 vertrokken de Fransen uit ons land. De landen die Napoleon hadden verslagen, wilden ten noorden van Frankrijk een sterk land. Frankrijk zou dan nooit meer voor problemen kunnen zorgen. Een koninkrijk zou het beste zijn. Dat zou bestaan uit de gewesten van de Republiek en uit de Zuidelijke Nederlanden, wat nu België is. Ook veel Nederlanders wilden een eigen koning voor hun land. Maar wie moest koning worden?

Slide 8 - Tekstslide

Koning Willem 1
De laatste stadhouder was in het buitenland overleden. Aan zijn zoon Willem werd gevraagd of hij koning van Nederland wilde worden. Dat wilde hij graag. Op het strand van Scheveningen werd hij blij begroet. Willem werd de eerste koning van Nederland uit de familie Van Oranje: koning Willem I (zeg: één).

Slide 9 - Tekstslide

Een machtige koning
Willem I bestuurde het land samen met zijn ministers en de volksvertegenwoordiging. Maar de koning had de meeste macht. Willem I luisterde niet naar de volksvertegenwoordigers in de Eerste en Tweede Kamer. Hij besliste liever alles zelf. Zijn ministers gaven advies, maar deden verder keurig wat de koning zei.

Slide 10 - Tekstslide

Een machtige koning
Willem I wilde de handel verbeteren. Mensen konden dan meer geld verdienen. Daarom liet hij kanalen graven en wegen aanleggen. Tussen Amsterdam en Haarlem ging een stoomtrein rijden over de eerste spoorlijn van ons land. Ook richtte de koning de Nederlandsche Handel- Maatschappij op. Dit bedrijf voerde alle economische plannen uit en handelde met Nederlands-Indië. Door al deze activiteiten kreeg Willem I de bijnaam Koning-Koopman.

Slide 11 - Tekstslide

Problemen
Nederland en België hoorden allebei bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Toch waren er grote verschillen. De meeste Belgen waren katholiek, de meeste Nederlanders protestants. In het noorden spraken de mensen Nederlands, in het zuiden Frans en Vlaams. Veel Belgen waren ontevreden. Ze vonden dat de koning Noord-Nederland voortrok. De Belgen kwamen in opstand en verklaarden zich in 1830 onafhankelijk. België werd een zelfstandig land.

Slide 12 - Tekstslide

De koning verliest zijn macht
zijn vader op. Een groep rijke burgers vond dat de koning te veel macht had. Zij noemden zich liberalen. Zij wilden invloed op het bestuur. Willem II vond dat goed, maar wilde ook zelf invloed houden. Want een koning zonder macht is geen echte koning, vond hij.
In 1848 kwamen in veel Europese landen mensen in opstand tegen hun koning. Willem II was bang dat dat hier ook zou gebeuren. Daarom gaf hij de liberalen hun zin. De liberaal Thorbecke schreef een nieuwe grondwet.

Slide 13 - Tekstslide

De koning verliest zijn macht
  • De koning mag niets meer beslissen, de ministers besturen het land.
  • De ministers moeten een nieuwe wet laten goedkeuren door de volksvertegenwoordiging.
  • Er komen verkiezingen voor de Tweede Kamer, het provinciebestuur. Het provinciebestuur kiest de Eerste Kamer.
  • Alleen mannen die veel belasting betalen, mogen stemmen. Alle andere mannen en alle vrouwen hebben geen kiesrecht.




Slide 14 - Tekstslide

Hoe gaat dat nú?
Nederland is een democratie: iedere Nederlander van achttien jaar of ouder, heeft kiesrecht. Zij kiezen de bestuurders van ons land: de leden van de Tweede Kamer en de gemeenteraad. Er zijn ook verkiezingen voor de Provinciale Staten, het Europees Parlement en de waterschappen. Een waterschap zorgt voor het waterbeheer (denk aan dijken, kanalen en waterzuivering) in een gebied.

Slide 15 - Tekstslide

Dit moet je onthouden
Na de Franse tijd werd ons land een koninkrijk. België hoorde daar bij, maar werd later een zelfstandig land. De eerste koning Willem I deed veel voor de handel. Zijn zoon Willem II liet liberaal Thorbecke een nieuwe grondwet schrijven. Daardoor had niet meer de koning maar de volksvertegenwoordiging de macht. Deze mensen werden gekozen. Maar alleen rijke mannen hadden kiesrecht. In onze tijd heeft iedere Nederlander van achttien jaar of ouder kiesrecht.

Slide 16 - Tekstslide

Slavernij = Als een mens als iemands bezit wordt gezien, en gedwongen voor hem moet werken.

Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten/Huiswerk
Maak: 3.2A, 3.2B en 3.3C
Volgende les: Afmaken opdrachten 3.2, werken aan je werkstuk

Slide 18 - Tekstslide

Hallo!


Niet vergeten;
- Telefoons zijn niet zichtbaar in de les. Doe ze in de telefoontas! 
- Wil je iets zeggen of vragen? Steek je hand omhoog.

Slide 19 - Tekstslide

2.4
Slaven op de plantages
B2

Slide 20 - Tekstslide

Wat wordt er op de plantages verbouwd?
A
Katoen, cacao, suiker, koffie of tabak
B
Katoen, cacao, mais, graan of aardappelen
C
Bloemkool, peper, suiker, koffie of tabak
D
Melk, kaas, salami, chocoladepasta of noodels

Slide 21 - Quizvraag

Dagmenu
1. Introductie                       (5min)
2. Huiswerk nakijken           (5 min)
2. Slaven op de plantages  (10min)
3. Opdrachten                     (15min)
4. Afsluiting                          (5min)

Slide 22 - Tekstslide

Tijd van Pruiken en Revoluties

Slide 23 - Tekstslide

Handel in mensen
Afrikanen vs Afrikanen, Arabieren handelen, Europa gaat ook handelen

Europa kocht slaven met o.a. wapens. Hierdoor altijd genoeg slaven.

Elf miljoen slaven van Afrika naar Amerika, half miljoen door NL

Slide 24 - Tekstslide

Verbod op slavernij
Franse Revolutie            Gelijkheid voor alle mensen, dus ook voor slaven

Abolitionisten, voor het afschaffen, William Wilberforce, tegenstand, maar toch afschaffing in 1833 in Engeland

In 1863 pas in Nederland

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Àbolitionist = Iemand die in de achttiende en negentiende eeuw streed voor afschaffing van de slavernij.

Slide 27 - Tekstslide

Dit moet je onthouden!
In de achttiende eeuw handelden Europese landen in slaven, ook Nederland. Slaven werden met schepen van West- Afrika naar Amerika gebracht. Daar werkten ze op plantages in de Europese koloniën. Ze werden vaak slecht behandeld. Abolitionisten waren tegen de slavernij. Ze wisten steeds meer mensen te overtuigen. Daardoor werd in de negentiende eeuw de slavernij afgeschaft.

Slide 28 - Tekstslide

Wie heeft voor de afschaffing van Slavernij gezorgd?
A
Lodewijk Napoleon
B
William Wilberforce
C
Koning Willem 2
D
Koning Willem 5

Slide 29 - Quizvraag

Hoe en door wie werd er gehandeld in slaven?

Slide 30 - Open vraag

Opdrachten/Huiswerk
Lees: 
Maak:
2.5C
Volgende les: Oefentoets!

Slide 31 - Tekstslide