De overheid in jouw leven_4vmbo_2.6

Agenda
  • leerdoelen paragraaf 2.6
  • Uitleg paragraaf 2.6
  • Zelf aan de slag
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Agenda
  • leerdoelen paragraaf 2.6
  • Uitleg paragraaf 2.6
  • Zelf aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 2.6
  • Je weet wat voor soort belasting BTW is en je kunt ermee rekenen.
  • Je weet wat accijns is en je kunt ermee rekenen.
  • Je kunt vanuit het brutoloon je nettoloon berekenen.
  • Je kent een aantal kenmerken van een zelfstandige.

Slide 2 - Tekstslide

BTW
  • kostprijsverhogende belasting
  • Een indirecte belasting
  • 3 tarieven; 0%, 9% en 21%.
  • Ondernemer draagt af over de TOEGEVOEGDE WAARDE
  • Toegevoegde waarde=
    verkoopprijs (excl.BTW)- inkoopprijs (excl. BTW).
  • Voor berekening zie blz 58 boek

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

Herhaling Consumentenprijs
Consumentenprijs = verkoopprijs + BTW
Anders geschreven onder elkaar: (herhaling)
Verkoopprijs                         100%
+ BTW                                       +21%
= consumentenprijs        =121%


Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld blz 58 met 21%
  • Je koopt goederen in voor  € 5.000,- exclusief 21% BTW
  • De inkoopprijs inclusief BTW is dan € 6.050,-  (5.000 x 1,21)
  • Je verkoopt deze goederen voor € 10.000,- excl BTW
  • De consumentenprijs (=inclusief BTW) is dan € 12.100 (10.000 x 1,21)
  • Je moet dan € 2.100 (ontvangen BTW over verkoop) - € 1.050 (betaalde BTW over inkoop)=
    € 1.050 aan belastingdienst afdragen.

Via toegevoegde waarde methode: over de waarde die de onderneming toevoegt moet men belasting af dragen.
Toegevoegde waarde= verkoopprijs excl BTW - inkoopprijs excl BTW = € 5.000,-
€ 5.000 x 21% = € 1.050 > moet je af dragen aan belastingdienst.

Slide 6 - Tekstslide

Accijns
  • Kostprijsverhogende belasting
  • Indirecte belasting
  • Geheven op beperkt aantal producten
  • Doel heffing is afnemen gebruik product door consument.

Slide 7 - Tekstslide

Loonstrook en loonheffing
  • Loonheffing is een directe belasting
  • Loonheffing bestaat uit loonbelasting en premies volksverzekering.

Loonkosten:
het bedrag dat een werkgever totaal kwijt is aan een werknemer.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Van brutoloon naar nettoloon
Brutoloon
- loonheffing (loonbelasting en premies volksverzekering)
- premies werknemersverzekering
- e.v.t pensioenpremies
+  e.v.t. reiskosten
= Nettoloon 

Slide 10 - Tekstslide

Salarisstrook
  1. Wie bekijkt zijn salarisstrook elke maand goed?

  2. Betalen jullie loonheffing?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Wat hebben we gevonden over een eigen onderneming?

Slide 14 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Lees paragraaf 2.6
  • Maak opgave 1 t/m 12
  • Klaar kijk de opgaven na met andere kleur pen.
  • Klaar leer de begrippen van hoofdstuk 2 (blz 70 en 71)
  • Klaar maak een samenvatting van hoofdstuk 2
  • Klaar maak de rekenopgaven par 2.7

Slide 15 - Tekstslide