Grammatica H4. en H5 HERHALEN VOOR TOETS

Wat valt je op? 

rapporten 
messen 
ideeën 
alinea's 
bureaus 

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat valt je op? 

rapporten 
messen 
ideeën 
alinea's 
bureaus 

Slide 1 - Tekstslide

H4. spellingsregels 
H4.1 meervoud

Doel: Je spelt het meervoud van zelfstandig naamwoorden correct.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe spel je het meervoud van de volgende woorden?
1. lot 2. kat 3. kaas 4. middel 5. kopie

Slide 3 - Open vraag

meervoud met uitgang -en 
  • zet -en achter het woord, kast - kasten 
  • pas de spelling aan de uitspraak/regels aan als dat nodig is: boor - boren, jas - jassen, kaas - kazen, dief - dieven
  • na onbeklemtoond -ik, -el, et, -es geen dubbele medeklinker: havik - haviken, middel - middelen, monniken 
  • uitgang -ën, bij woorden op -ee, -ie (als daar de klemtoon op ligt): idee - ideeën, kopie - kopieën, bacterie - bacteriën 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe spel je het meervoud van de volgende woorden?
1. café 2. tosti 3. bureau 4. tv

Slide 5 - Open vraag

meervoud met uitgang -s
  • schrijf -s aan het woord vast (ook na e, é, eau, ui): sprays, cafés, bureaus, shampoos

  • gebruik 's als je het woord anders verkeerd uitspreekt: alinea's, tosti's, accu's, buggy's,  baby's, menu's 

  • gebruik 's na afkortingen: tv's, dvd's 

Slide 6 - Tekstslide

meervoud bij Latijnse woorden 
  • bij woorden op -um, mag je bij meervoud -a of -ums gebruiken: 
  • criterium - criteria & criteriums, podium - podia, podiums 

  • bij woorden op -icus gebruik je -ici
  • technicus - technici, medicus - medici 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe schrijf je deze samenstellingen?
keuze+onderdeel=
maximum+snelheid=

Slide 8 - Open vraag

H4 spellingsregels 
H4.2 tussenletters 

Doel: Je gebruikt de juiste tussenletters. 

Slide 9 - Tekstslide

tussenletters (-en-)
  • een samenstelling is een combinatie van twee of meer woorden, vaak staat er tussen de woorden een tussenletter
  • -en-: als het linkerwoord een zelfstandig naamwoord is met alleen meervoud op -en: tomaat + soep - tomatensoep, zaak + reis: zakenreis 
  • eindigt het woord al op -en? geen extra -en-: havengebied, keukentafel 

Slide 10 - Tekstslide

uitzonderingen tussenletter (-e-)
  • linkerwoord heeft meervoud op -en én -s: hoogtes en hoogten - hoogtepunt 
  • linkerwoord heeft geen meervoud: tarwebloem, roggebrood 
  • linkerwoord is er maar één: maneschijn, zonnebank
  • linkerwoord is een bijvoeglijk naamwoord of werkwoord: rodekool, verrekijker, lachebek
  • linkerwoord versterkt het rechterwoord: beresterk, apetrots
  • ouderwetse samenstellingen: bakkebaard, nachtegaal, schattebout 

Slide 11 - Tekstslide

tussenletter (-s-) 
  • schrijf -s-, als je de klank ook hoort in vergelijkbare samenstellingen: 
personeelsbeleid - personeelsuitje 
stationsplein - Stationsstraat 

Slide 12 - Tekstslide

schrijf de samenstelling, let op het juiste tussenwoord (-en-, -e-, -s-):
1. groente + pakket 2. huil + balk 3. woord + boek 4. seconde + wijzer 5. werknemer + verklaring

Slide 13 - Open vraag

1. groentepakket
2. huilebalk
3. woordenboek 
4. secondewijzer
5. werknemersverklaring 

waarom? 

Slide 14 - Tekstslide

alle of allen?
Ik had goede ideeën, maar ze zijn geen van ........ uitgevoerd?
A
alle
B
allen

Slide 15 - Quizvraag

weinige of weinigen?
Als een van de .......bij het bedrijf wist hij mijn naam te onthouden.
A
weinige
B
weinigen

Slide 16 - Quizvraag

sommige of sommigen?
Alle studenten zijn geslaagd en .....hebben zelfs een acht gehaald.
A
sommige
B
sommigen

Slide 17 - Quizvraag

meeste of meesten?
Hij deed een aantal voorstellen. De .......werden verworpen.
A
meeste
B
meesten

Slide 18 - Quizvraag

Hoe schrijf je de woorden als afkorting?
1. bijvoorbeeld
2.dat wil zeggen
3. jongstleden
4. openbaar vervoer

Slide 19 - Open vraag

Hoe schrijf je dit getal in letters?

17.042.000

Slide 20 - Open vraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Met Pasen bereid ik altijd een uitgebreide Paasbrunch.
B
Met pasen bereid ik altijd een uitgebreide Paasbrunch.
C
Met Pasen bereid ik altijd een uitgebreide paasbrunch.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is juist?
A
professor Van de Broek
B
Professor van de Broek
C
professor van de Broek

Slide 22 - Quizvraag

In welke zin zijn de leestekens correct gebruikt?
A
'Na mijn opleiding wil ik graag naar het buitenland', zei Anna.
B
'Na mijn opleiding wil ik graag naar het buitenland': zei Anna.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het meervoud van:
1.strategie 2. chemicalie 3. politicus 4. commissaris 5. treincoupé 6. intercity 7. fotograaf

Slide 24 - Open vraag

Plaats leestekens waar nodig:
1.carriere 2. enquete 3. officiele 4. naief 5. industrieel 6. patient 7. gekopieerd 8. opticien 9. beinvloeden

Slide 25 - Open vraag

juiste antwoorden
1. carrière                                      6. patiënt
2. enquête                             7. gekopieerd 
3. officiële                         8. opticien    
4. naïef                            9. beïnvloeden 
5. industrieel                                                       

Slide 26 - Tekstslide

bereid je goed voor op de toets
Maak de oefentoetsen van Gram H 4 en H 5 om te weten naar  welke onderdelen je nog extra moet kijken.

SUCCES!

Slide 27 - Tekstslide