1. SamenstellingenVoorbeeld: arbeidsovereenkomst, vermogensaanwasdeling
2. Woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel.
Voorbeeld: erop, hierin, daarmee, waarvan.
3. Getallen tot en met het woord duizend.
Voorbeeld: 750 = zevenhonderdvijftig;
3.510 = drieduizend vijfhonderdtien.