Argumentatie Signaalwoorden

Vorige les
Uitleggend / toelichtend verband (geven van voorbeelden)
namelijk, dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter toelichting, een voorbeeld hiervan, ter illustratie, zoals, denk aan
De leerlingen  leggen de lat hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 10.
Redengevend: 
want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk
"Voor het proefwerk geschiedenis had ik een slecht cijfer, omdat ik er te weinig voor geleerd had."
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vorige les
Uitleggend / toelichtend verband (geven van voorbeelden)
namelijk, dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter toelichting, een voorbeeld hiervan, ter illustratie, zoals, denk aan
De leerlingen  leggen de lat hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 10.
Redengevend: 
want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk
"Voor het proefwerk geschiedenis had ik een slecht cijfer, omdat ik er te weinig voor geleerd had."

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Deze les
Vandaag:
  • Herhaling Standpunt / Argument
  • Theorie Argumentatieschema
  • Oefenen Argumentatieschema
  • Inleiding drogreden

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

herhaling
  • standpunt 

Slide 5 - Tekstslide

Standpunt of Stelling
Mening van de schrijver:
- Ik vind, ik denk, volgens mij 
Ik vind klimaatverandering een groot probleem

Maar ook:
Klimaatverandering wordt zwaar overdreven
- Ook al staat er niet 'ik vind', het is wel een mening

Slide 6 - Tekstslide

Argument
Vaak te herkennen aan REDENGEVENDE signaalwoorden:
want, namelijk, immers, omdat, daarom, namelijk

doordat (oorzaak-gevolg), als (voorwaarde) om (middel-doel)


Slide 7 - Tekstslide

Als een signaalwoord ontbreekt kan je het proberen erbij te bedenken:
Ik heb honger. Ik moet iets eten.
Ik heb honger [...] ik moet iets eten.
Ik moet iets eten [...] ik heb honger.

STANDPUNT: ...
ARGUMENT: ...

Slide 8 - Tekstslide

Standpunt of stelling
Als tussen zinsdelen CONCLUDERENDE signaalwoorden staan
dus, daarom, concluderend, al met al, kortom

Slide 9 - Tekstslide

Argumentatieschema

Slide 10 - Tekstslide

Oorzaak en gevolg
Het ene zal leiden tot het andere

Kenmerk en eigenschap
schrijver gebruikt kenmerken of eigenschappen van iets/iemand om iets aan te tonen

Voor- en nadelen
Benoemen van voor- en nadelen
Voorbeelden
(State / Explain /) ILLUSTRATE
Vergelijking

Als het in deze situatie zo is, zal het in die andere situatie ook zo zijn
Autoriteit (gezag)

Een argument kan in waarde toenemen als het een belangrijk persoon/ instelling dit bevestigt
positieve / negatieve gevolgen
positieve / negatieve kenmerken
Neem theorie met voorbeelden door
Maak opdrachten >> Inleveren

Slide 11 - Tekstslide

Volgende les
Drogredenen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Welke tekstverbanden en signaalwoorden
weet je?

Slide 14 - Woordweb

Sleep het signaalwoord naar het juiste tekstverband
Opsommend
tegenstellend
chronologisch
oorzakelijk (oorzaak - gevolg)
toelichtend
voorwaardelijk
vervolgens
desondanks
later
waardoor
neem nou
wanneer / als

Slide 15 - Sleepvraag

Sleep het signaalwoord naar het juiste tekstverband
Vergelijkend
redengevend (argument)
doel-middel
toegevend
samenvattend
concluderend
evenals
omdat
met de bedoeling
hoewel
kortom
dus

Slide 16 - Sleepvraag

Eén marshmallow of twee?
Nu volgt er een tekst die in stukken is gehakt. 
Na elk tekstfragment volgt er een vraag.
Alle vragen gaan over signaalwoorden en tekstverbanden.

Als je deze tekst in de klas had gemaakt, had ik je een marshmallow gegeven en ook een keus. Namelijk de keus om de marshmallow meteen op te eten of om te wachten tot je klaar was met de opdracht, dan zou je namelijk twee marshmallows krijgen. 
Wat zou jij kiezen? 
En waarom vraag ik dit? 
Lees de tekst maar.

Slide 17 - Tekstslide

Hoe een marshmallow je leven kan veranderen
[1] Laat kinderen kiezen tussen één snoepje [ a ] of twee snoepjes binnen twintig minuten. Wat kiezen ze? En wat zegt dat over hun karakter? De marshmallowtest is meer dan vijftig jaar oud, [ b ] volgens de bedenker kunnen we er nog altijd iets van leren.

[2] Een van mijn vriendinnen heeft een paar duidelijke principes: op weekdagen raakt ze niets aan wat haar lijf kan doen verdikken. Ze eet weinig, gaat zelfs tot op het randje van de hongergrens. Geen alcohol, geen suikers, geen brood. Ze heeft er een sport van gemaakt: vijf dagen van zware discipline, en [ c ] mag ze twee dagen haar gang gaan. Op die manier houdt ze het lichaam dat ze wil.
Lieve Van de Velde, DS de Standaard, 19 mei 2015

Slide 18 - Tekstslide


In de vorige sheet zag je drie lege plekken waar het juiste signaalwoord moest worden ingevuld.
Schrijf hier de antwoorden op, gebruik duidelijk a, b, c

Slide 19 - Open vraag

[3] 
Het is een dubieuze manier van leven, [ d ] wel één die de interesse zou wekken van de Amerikaanse psycholoog en hoogleraar Walter Mischel. Hij is de man achter een van de beroemdste psychologische experimenten van de eeuw: de marshmallowtest. Een test waaruit moet blijken dat wilskracht niet alleen veel bepaalt in een mensenleven, maar ook te trainen valt. Hij bedacht de test in de jaren 60, breide er doorheen de jaren variaties aan en bleef er, [ e ] allerlei kritieken over te kleine steekproeven, in geloven. Mischel is intussen 84, en schreef onlangs een boek voor het grote publiek over zijn beroemde test.

Lieve Van de Velde, DS de Standaard, 19 mei 2015


Slide 20 - Tekstslide


In de vorige sheet zag je drie lege plekken waar het juiste signaalwoord moest worden ingevuld.
Schrijf hier de antwoorden op, gebruik duidelijk d en e

Slide 21 - Open vraag

[4] Maar eerst even terug naar het begin: de test. Mischel voerde die voor het eerst uit in de jaren 60, [ f ] hij op de Amerikaanse Stanford University werkte. Daar had hij een lokaal omgedoopt tot ‘Verrassingskamer’. Hij legde er kleuters dilemma’s voor, die ondertussen legendarisch geworden zijn. De kinderen werden aan een tafel gezet en mochten kiezen tussen één beloning – één marshmallow – die ze meteen konden krijgen, óf twee beloningen – twee marshmallows – die ze zouden krijgen [ g ] ze in hun eentje twintig minuten konden wachten tot de begeleider terugkwam.
De marshmallows werden [ h ] vervangen door m&m’s, zoute koekjes, Oreo’s, een stuk speelgoed of potloden. Maar het waren de marshmallows die de geschiedenis in gingen, [ i ]  je vandaag de dag ook niet ver moet zoeken op internet om T-shirts te vinden met de opdruk ‘Don’t eat the marshmallow’.

Lieve Van de Velde, DS de Standaard, 19 mei 2015



Slide 22 - Tekstslide


In de vorige sheet zag je vier lege plekken waar het juiste signaalwoord moest worden ingevuld.
Schrijf hier de antwoorden op, gebruik duidelijk f, g, h en i

Slide 23 - Open vraag

[5] In zijn boek beschrijft Mischel hoe kinderen zich soms door de wachttijd heen worstelden, maar ook hoe heel wat kleuters meteen het eerste koekje in hun mond staken. In de kamer stond een bel die ze op elk moment konden gebruiken om een van de proefleiders de kamer in te roepen. Dat was het signaal dat ze op dat eigenste moment het ene snoepje wilden opeten. Ze konden [1] wachten tot de onderzoeker uit zichzelf terugkwam, en dan kregen ze de twee snoepjes.

Iedereen mier
[6] Hoe lang ze hun bevrediging konden uitstellen, bleek veel te vertellen over wat voor mensen ze [2] zouden worden. Kleuters die het langer volhielden, en dat was gemiddeld zo’n zestig procent, hadden [3] op latere leeftijd een lagere BMI, een hoger gevoel van zelfwaarde, waren stressbestendiger, scoorden hoger op de SAT-toetsen (toelatingsexamens voor het hoger onderwijs) en slaagden er beter in om hun doelen te realiseren.

Lieve Van de Velde, DS de Standaard, 19 mei 2015



Slide 24 - Tekstslide


Welke signaalwoorden horen er op plek 1, 2, 3 van de vorige sheet?
Kies het juiste antwoord.
A
ook, desondanks, bijvoorbeeld
B
ook, later, vervolgens
C
ook, later, bijvoorbeeld
D
dus, later, bijvoorbeeld

Slide 25 - Quizvraag

In de volgende alinea's zijn de signaalwoorden weggelakt.

Koppel het juiste signaalwoord (in het groen) aan het juiste gele vakje.




Slide 26 - Tekstslide

[7] Op zich allemaal niet zo raar, zegt wellicht ook uw intuïtie intussen. Het is een beetje         bij de fabel van de krekel en de mier, metaforen voor twee types persoonlijkheden: de berekende, vooruitkijkende mens              , en de meer impulsieve levensgenieter           . Maar Mischel en zijn onderzoekers wilden meer weten dan dat, net omdat ze hoopten dat ze van elke krekel een mier konden maken. Wilskracht was          een spier, zo stelden ze. En een spier, die kan je trainen         je de juiste methode gebruikt.



Lieve Van de Velde, DS de Standaard, 19 mei 2015
1
2
3
4
5
zoals
enerzijds
anderzijds
als 
vergelijkend

als
voorwaardelijk

Slide 27 - Sleepvraag

[8]            wilden ze vooral uitzoeken wat de onderliggende mentale en neurologische processen waren die speelden tijdens het wachten op een extra marshmallow.            ze die door hadden, zouden ze de sleutel in handen hebben. Ze bevroegen de kinderen en breidden het experiment uit met een aantal opdrachten. 
Later bleek dat kinderen langer konden wachten               ze bijvoorbeeld dachten aan de marshmallow         een oneetbaar wolkje en niet als aan een fluffy, zoet suikersnoepje. Of ze beeldden zich in dat de snoep in een kadertje zat, als muurversiering, even oneetbaar als een wolk. Een liedje zingen als afleiding hielp ook, of zich voortdurend de langetermijnbeloning blijven inprenten: als ik wacht, dan krijg ik er twee. Mischel vatte al die strategietjes samen in één trucje: de marshmallow laten afkoelen.            : de onmiddellijke verleiding afzwakken.




Lieve Van de Velde, DS de Standaard, 19 mei 2015
1
2
3
4
5
met andere woorden
daarom
wanneer
als
vergelijkend

als 
voorwaardelijk

Slide 28 - Sleepvraag

In de volgende alinea staan de signaalwoorden in het geel weergegeven.

Koppel het juiste tekstverband (in het groen) aan het juiste signaalwoord.




Slide 29 - Tekstslide

Hersenen
[ 9 ] Hij koppelt dat mentale proces aan een wisselwerking tussen twee onderdelen van onze 

hersenen.             is er ons primitieve brein, het limbische deel van onze hersenen dat instaat voor de overleving en               voor de onmiddellijke bevrediging. Dat systeem is ervoor verantwoordelijk dat je nog voor je erover nadenkt je hand in een zak chips hebt zitten, of je toch plots een sigaret opsteekt zelfs als je beslist had om te stoppen met roken.                  staat het cognitieve systeem, in de prefrontale cortex. Dat reageert meer nadenkend, beredeneerd          afwachtend. Mischel noemt die twee onderdelen respectievelijk het hete en het koele systeem. Volgens hem kan iedereen uiteindelijk leren om prikkels van het hete naar het koele systeem te versassen en cognitief te benaderen. Het is, simpelweg, een kwestie van rationaliseren en abstractie maken.


Lieve Van de Velde, DS de Standaard, 19 mei 2015
Zo
Daartegenover
dus
en
concluderend
toelichtend
tegenstellend
opsommend

Slide 30 - Sleepvraag

Hersenen
10)                  pensioensparen, iets waar ons primitieve reptielenbrein niet van nature op is ingesteld. Door ons te focussen op hoe je leven er zal uitzien binnen dit en veertig jaar, warmen we het beeld van onszelf als mogelijke armoedige oudere mens op tot een prikkel die even warm kan worden      d      de marshmallow,                       we meer geneigd zullen zijn om in een pensioenspaarplan te stappen. Mischel zelf geeft uit zijn eigen leven het voorbeeld van zijn glutenallergie. In de jaren 80, lang voor de glutenvrije hype, vertelde zijn dokter hem dat zijn huiduitslag te wijten was aan een glutenallergie. ‘Ik vroeg aan mijn dermatoloog waarom hij me niet gezegd had dat ik op glutenvrij dieet zou moeten. Hij zei dat, in een wereld vol gluten, niemand de zelfbeheersing voor een glutenvrij dieet heeft.’

Lieve Van de Velde, DS de Standaard, 19 mei 2015
Neem nu
waardoor
als
vergelijkend
toelichtend
oorzakelijk

Slide 31 - Sleepvraag

[11] 
[1....]  de marshmallowtest hielp. Door de ‘Oh, lekker!’-gedachte in een winkel vol taarten en broodjes af te koelen tot ‘pas op gluten, vergif!’ bouwde hij stilaan een afkeer op voor alles wat gluten bevatte en slaagde hij in zijn missie. Maar ook liefdesverdriet, fobieën, angsten, impulsief agendabeheer of verslavingen zijn aan te pakken volgens de marshmallowtheorie. Eigenlijk werkt ook cognitieve gedragstherapie op een soortgelijke manier, ook daar gaat het om het herprogrammeren van schakelingen in onze hersenen.


[12] 
[2 ...]  nog even terug naar die ene vriendin uit het begin van dit verhaal.[3...]  ze haar hete systeem zou volgen, zou ze elke dag op de chocolade, friet en kaas vliegen. [4....]  die instantprikkels koelt ze af met het mentale beeld van haar eigen fitte lijf en het beeld van het rijkelijk gevulde menu dat ze zich in het weekend mag voorschotelen. 
 
Lieve Van de Velde, DS de Standaard, 19 mei 2015




Slide 32 - Tekstslide


In de vorige sheet zag je 4 lege plekken waar het juiste signaalwoord en tekstverband (dat bij het signaalwoord hoort)  moet worden ingevuld.
Schrijf hier de antwoorden op, gebruik duidelijk 1, 2, 3 en 4.
Dus je noteert het signaalwoord en het bijbehorende tekstverband.

Slide 33 - Open vraag

[13] 
Het lijkt een krachttoer qua zelfbeheersing, maar (1) eigenlijk is het gewoon een trucje, eentje waarbij je nooit verliest, maar altijd iets wint, ook al moet je daar soms op wachten. Mischel geeft wel nog een waarschuwing mee: te veel zelfbeheersing is ook (2) niet goed. Wie alleen maar mier is en nooit krekel, is evenmin (3) goed bezig.

‘De marshmallowtest, verbeter je zelfbeheersing’,
Walter Mischel, Uitgeverij Niewezijds.





Lieve Van de Velde, DS de Standaard, 19 mei 2015

Slide 34 - Tekstslide


In de vorige sheet zag je 3 dikgedrukte signaalwoorden. 
Vervang deze signaalwoorden door andere signaalwoorden die ook op die plek zouden passen. Natuurlijk zijn dit signaalwoorden met hetzelfde tekstverband. Gebruik duidelijk 1, 2 en 3.

Slide 35 - Open vraag

Eén marshmallow of twee
Aan het begin van de les
vroeg ik of je voor één marsh-
mallow zou kiezen of voor twee.
Wat heb je gedaan? 
Kijk dit leuke filmpje en zie
wat kinderen deden.

Slide 36 - Tekstslide

Welke nieuwe signaalwoorden en tekstverbanden heb je geleerd in deze les?
En hoeveel marshmallows zou jij kiezen, 1 of 2?

Slide 37 - Open vraag

Einde les
Bedankt voor jullie aandacht!

Slide 38 - Tekstslide