Argumentatiestructuur Mondeling betoog

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 5

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leesboek
Pak je leesboek.
Lees 15 minuten in je leesboek.
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Herhaling van les van gisteren: litaraire begrippen & argumentatiestructuur 

Argumentatiestructuur: blokjesschema maken

Voorbereiden van SE1: mondeling betoog (bronnen verwerken, blokjesschema maken, bronnenlijst maken)


Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk voor morgen: beantwoord de vraag waar jouw naam achter staat.
1. Wat wordt bedoeld met spanning in de literatuur? Ilias
2. Wat wordt bedoeld met een open plek? Sevde
3. Wat is een spanningsboog? Damian B.
4. Maak af: Als er sprake is van een onbetrouwbare verteller dan beïnvloedt dat het verhaal op de volgende manieren:....Finn

Slide 4 - Tekstslide

5. Op welke manieren kan een schrijver het verhaal manipuleren? Esmee
6. Op welke manieren kan een setting bijdragen aan de spanning? Tashawn
7. Welke vertelperspectieven zijn er? Licht deze toe. Melanie
8. Wat houdt perspectiefwisseling in? Welke combinatie van perspectieven wordt vaak gemaakt? Damian K.

Slide 5 - Tekstslide

9. Wat wordt bedoeld met ruimte binnen de literatuur? Jannes
10. Wat wordt bedoeld met setting binnen de literatuur? Sasha
11. Leg uit wat wordt bedoeld met terug/vooruitwijzing en geef vervangende begrippen hiervoor. Nina


Slide 6 - Tekstslide

12. Wat wordt onder verhaalanalyse verstaan? Martijn
13. Wat wordt bedoeld met een motto van een verhaal? Heeft jouw leesboek een motto? Kyan / Calvin
14. Wat is een flat-character en een round-character? Bastiaan
15. Leg het conflictmodel uit. Dinand
16. Wat is een sujet en waarom zou je een sujet schrijven? Tijl
17. Wat is een fabel en waarom zou je een fabel schrijven? Béla

Slide 7 - Tekstslide

Wat ik niet gevraagd heb...
Actiespanning
Psychologische spanning

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling les van gisteren
Welke argumentatiestructuren ken je?

Nakijken: oefening 10 (blz. 41)
Maken: oefening 11 (blz. 44)
Gedaan? denederlandsetaaltest.nl -> spelling + werkwoordspelling maken, resultaten op blad noteren
timer
30:00

Slide 9 - Tekstslide

Donderdag 10 oktober

Slide 10 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Verhaalanalyse: Motief en thema (Wat houdt het in?)

Mondeling betoog: 
Je weet hoe je wordt beoordeeld.
Je stelt de documentatiemap samen: gaat op zoek naar geschikte bronnen


Slide 11 - Tekstslide

Filmpje kijken
Om in je achterhoofd te houden terwijl je kijkt:

  1. Waar gaat het verhaal over?
  2. Welke elementen keren telkens terug?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Om over na te denken:
  1. Waar gaat het verhaal over?
  2. Welke elementen keren telkens terug?
  3. Wat is het thema?
Het thema is impliciet aanwezig.
  •  Father and Daughter gaat over de dochter die haar vader erg mist, en een leven lang blijft missen

Slide 14 - Tekstslide

Thema in de literatuur
Ook impliciet!
Wat is het thema van Romeo en Julia?
  • Onmogelijke liefde die sterker is dan alles.
Belangrijke vragen die je jezelf stelt om achter het thema te komen:
Waarom zou de schrijver dit verhaal hebben geschreven? 
Waar gaat het verhaal nu echt over? 

Slide 15 - Tekstslide

Thema en motieven, reader:blz. 11
Het thema wordt ondersteund door motieven. 
Een motief is een element of gegeven dat herhaaldelijk terugkeert. 
Een kleiner onderwerp of kenmerk dat past bij het thema. 

Wat zijn de motieven in het filmpje van zojuist?
  • het fietsen, tegen de wind in en de heuvel op, het wisselen van de seizoen, hoe ook de personages die ze passeert steeds ouder worden (dus: de tijd die voorbijgaat)…

Slide 16 - Tekstslide

Soorten motieven, blz. 11
Leidmotief: een concreet voorwerp of woord komt meermalen voor in het verhaal.
Abstract/verhaalmotief: een situatie / gebeurtenis- / gevoel komt meermalen terug.
Literair / historisch / klassiek motief: komen ook in andere verhalen voor. Denk aan verhalen uit de Griekse Oudheid-> Oedipusmotief 

Slide 17 - Tekstslide

Je eigen leesboek
Kan je de titel te verklaren?
Staat er een motto in jouw boek?
Kan je al het thema van jouw boek bedenken?
Kan jij al enkele motieven noemen?

Thema en motieven horen in ook in de literaire mindmap 

literaire mindmap
blz. 1-2-3

Slide 18 - Tekstslide

Mondeling betoog
Beoordelingsformulier: in Teams
Documentatiemap samenstellen

Belangrijke bladzijdes in je reader:
blz. 25 Documenteren/Documentatievragen
blz. 26 e.v.: Betrouwbaarheid bronnen & Vermelden bronnen 
blz. 61: inhoud documentatiemap 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Voorbereiden SE1
Uitleg: blz. 57 e.v. van je reader

Aan het einde van de les heb je:
- de documentatiemap samengesteld (reader, blz. 59)-> per persoon 2 geschikte bron gevonden (geef aan wat het argument is en of het een voor- of tegenargument is)

Slide 31 - Tekstslide

Quiz over samenstellingen


Quiz over samenstellingen:

Slide 32 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
jazz-zanger
B
jazz zanger
C
jazzzanger

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
café-eigenaar
B
caféeigenaar
C
café eigenaar

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
roc-leerling
B
roc leerling
C
rocleerling

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
taken-boek
B
taken boek
C
takenboek

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
autobandventiel-dopje
B
autoband ventieldopje
C
autobandventieldopje

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
auto-alarm
B
autoalarm
C
auto alarm

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
radio-omroep
B
radioomroep
C
radio omroep

Slide 39 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
vanille ijs
B
vanille-ijs
C
vanilleijs

Slide 40 - Quizvraag

Welke samenstelling is goed gespeld?
A
zonnenbril
B
beukennootje
C
ladenkast
D
roggenbrood

Slide 41 - Quizvraag