2.2 Van paleis naar polis


De Griekse wereld
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


De Griekse wereld

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


2.1 van paleis naar polis 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Grieken en Romeinen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Minoïsche cultuur
  1. 3000 v.Chr: maken van wapens, werktuigen, geschenken en sieraden
  2. Ontstaan van zeilschepen i.p.v. roeischepen -> verdere reizen mogelijk
  3. Paleis-economie: gebied wordt vanuit het paleis bestuurd -> voedsel in paleis opgeslagen en verdeeld
  4. Geschreven taal lijkt op hieroglieven maar is nooit ontcijferd


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paleiseconomie
Kreta krijgt veel steden die vanuit paleizen werden bestuurd ( het voedsel werd daar ook opgeslagen en uitgedeeld).
Deze paleizen zijn het centrum van handel en bestuur.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mykeense cultuur
  • Rond 1450 wordt ook het vastenland van Griekenland veroverd. 
  • Mykeners zijn de opvolgers van de Minoïsche cultuur.
  • De Mykeense beschaving wordt de machtigste in het hele Griekenland en de Egeïsche zee

Slide 7 - Tekstslide

Inzoomen Myceense stadstaten —> elke stad is een eigen staat. Eigen leger, eigen vorst, eigen taal (wel altijd variant Grieks) Er is geen overkoepelend begrip “Griekenland” Het enige dat ze gemeen hebben is de cultuur. Door stadstaten met elkaar te laten samenwerken (militair) kunnen ze Kreta veroveren. De stadstaten bundelen elkaars krachten ook in tijden van bedreiging.
Alle stadstaten worden verenigt onder een naam: De Mycenen. 
De beschaving krijgt de naam van de belangrijkste en grootste burcht van de Peloponnesos. (Mycenen)

De donkere eeuwen

Rond 1200 v.Chr. verdwenen plots de steden, paleizen en het schrift. Ook de handel hield op


Terug naar leven in kleine boerengemeenschappen ->weinig bronnen ->daarom "donkere eeuwen" 1100-800 v.Chr.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Griekse 
stadstaten 
  • "Een zelfstandige staat die bestaat uit een stad met omringend gebied". 

  • Ook wel een polis genoemd (meervoud poleis).

  • Worden op verschillende manieren bestuurd.

  • Ze hebben wel vaak dezelfde 'Griekse' cultuur, taal en goden.
Van het woord polis komt het woord "politiek": de manier waarop mensen de macht onder elkaar verdelen. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Loont Griekenland zich voor de landbouw of niet?

Griekenland is door het droge klimaat en de rotsachtige grond erg onvruchtbaar (slechts 20% is geschikt voor landbouw).
Ontstaan kolonies

  • De bevolking groeide snel, er was te weinig voedsel voor iedereen. 
  • Griekenland is door het droge klimaat en de rotsachtige grond erg onvruchtbaar (slechts 20% is geschikt voor landbouw).


    Slide 11 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Oplossing: Vanuit de moederstad worden koloniën veroverd 
    Vanuit koloniën komen  graan en andere producten naar Griekenland

    Slide 12 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Kolonies buiten Griekenland
    • Sommige Grieken trokken weg, op zoek naar een beter leven

    • Met schepen voeren ze over de Middellandse Zee naar andere gebieden om daar te gaan wonen

    • Rond 750 v. Chr. hadden de Grieken kolonies in Spanje, Italië en Turkije

    Slide 13 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 14 - Tekstslide

    Plato: "Als kikkers rondom een waterpoel"
    Kolonies buiten Griekenland
    • Tussen de kolonies en het 'moederland' ontstond zoveel handel dat de Grieken rond 550 v. Chr. geen nieuwe kolonies meer stichten.
    • De kolonies hielden goed contact met hun moederstad. Vaak werden ze zelfs nog rijker!

    Slide 15 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Stadsstaat, bestaat uit een stad en is omringt door land.
    Griekenland telde 700 poleis met gemiddeld 1000 inwoners per polis.

    De mensen in een polis voelden zich nauw met elkaar verbonden. Vaak voelden ze zich meer een inwoner van de polis dan een Griek.
    Vruchtbare grond was schaars in Griekenland. Alleen bergdalen en plaatsen langs de kust waren geschikt. Hier verbouwden ze vooral graan, druiven en olijven.
    De Grieken handelden veel en waren goede scheepsbouwers. Ze verkochten aardewerk, wijn en olijfolie zodat ze graan konden kopen.
    De man werkte op het land en dreef handel. Hij was het hoofd van het gezin. Hij zorgde voor inkomen en bepaalde met wie zijn dochters moesten trouwen en kon zijn zoon onterven.
    In rijke families stond de vrouw aan het hoofd van de huishouding. Ze hield toezicht op de huisslaven en beheerden het geld.
    Alleen jongens kregen onderwijs. Ze leerden rekenen, schrijven en lezen. Sport was ook belangrijk. Hoe rijker je was, hoe langer je onderwijs kreeg.
    Meisjes werden door hun moeder opgevoed en mochten vanaf hun 14e trouwen.
    Akropolis: 'Hoge stad' Hier stonden ook de belangrijkste tempels.
    Agora: Hier werd handel gedreven en werden de laatste roddels uitgewisseld. De naam Agora betekend 'verzamelplaats'.

    Slide 16 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies