Le réalisme et le naturalisme

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

1. Wat is het realisme en naturalisme?
2. Het onstaan van het realisme en naturalisme
3. De historische context
4. Realistische en naturalischtische kenmerken in de literatuur
5. Guy de Maupassant
6. La Parure

Slide 2 - Tekstslide

1.Wat zijn realisme en naturalisme?
Kunststroming (schilderkunst &literatuur) die zich bezighoudt met het gedetailleerd weergeven van de alledaagse werkelijkheid. Men moet, i.t.t. wat men tijdens de Romantiek deed, de werkelijkheid niet ontvluchten (verleden, toekomst of exotisme), maar haar proberen te beheersen door haar te beschrijven op een neutrale manier.

Slide 3 - Tekstslide

2. Ontstaan van het realisme en naturalisme
- reactie op overdreven stijl van de Romantiek (+/- 1800-1848)
                toegespitst op weergeven werkelijkheid, niet mooier maken dan het is
                alledaagse werkelijkheid als thema
                misère van arbeidersklassers wordt beschreven, geen taboe


 

Slide 4 - Tekstslide

Romantisme (+/-1800-1848)
1. beschrijven hogere sociale klasse (adel)
2.geidealiseerde werkelijkheid
3. gevoel staat centraal (le mal du siècle, melancholisch gevoel)
4.innerlijke beleving belangrijk


5.werkelijkheid ontvluchten in: verleden/toekomst/ exotisme/wanordelijke natuur
6. auctoriele verteller (alwetende verteller met moraliserend commentaar)
Réalisme: (1830-1870)
1. beschrijven arbeiders en hun misère
2.werkelijkheid zoals ze is 
3.objectiviteit staat centraal

4.roman d'apprentissage (ontwikkeling v/h personnage als persoon staat centraal) antiheld
5. werkelijkheid niet ontvluchten maar beheersen 

6. personaal vertelperspectief/ik vertel-perspectief

Slide 5 - Tekstslide

3. De historische context
- woelige eeuw
-1804 Ie Premier Empire: Napoléon Bonaparte
- Napoléon steeds meer autoritair, expansiedrift, in 1812 verslagen door Russen, 1814 verbannen naar Elba
- 1815 slag bij Waterloo, Napoléon definitef verslagen
- 1815-1830 (La Restauration: Louis XVIII, Charles X)
-1830-1848 La Monarchie de Juillet ( Louis-Philippe)
- 1848-1852 Deuxième République (Louis Napoléon prince-président)
- 1852-1870 Le Second Empire (Louis Napoléon)
-1870-1940 Troisième République

Slide 6 - Tekstslide

sociale en economische veranderingen
sociaal ecnomisch
- middenklasse krijgt meer macht
- burgerij emancipeert dankzij onderwijs en industriele revolutie (goedkopere boekdrukkunst)
- ontstaan onderklasse 
- realisten en naturalisten maatschappelijk geengageerd: tegen misstanden maatschappij, voor gelijkheid (geinspireerd door Franse Revolutie)

Slide 7 - Tekstslide

technische veranderingen
technisch en wetenschappelijk:
- industriele revolutie
- wereldexposities (Eiffeltoren)
- vooruitgangsoptimisme
-ontstaan nieuwe wetenschap (psychologie & sociologie) 
- literatuur bereikt groter publiek
- doel literatuur (ontspanning en herkenning)
- feuilletons

Slide 8 - Tekstslide

4. Realistische en naturalistiche (1865-1890)kenmerken in de literatuur
- weergave werkelijkheid zoals ze is
- streven objectiviteit d.m.v. wetenschappelijk onderzoek + zeer gedetaillerde  beschrijvingen
- vertelperspectief: 3e persoon e.v. en vrije indirecte rede (geen alwetende verteller meer maar personnageperspectief of ik-verteller) vraisemblance 
- bijv. fait divers als inspiratiebron
- bestuderen van maatschappelijke klassen
- personnages psychologisch bestuderen
- misstanden van de bourgeoise aan de kaak stellen (kritiek)
Naturalisme is réalisme + déterminsime (erfelijke eigenschappen en sociale afkomst bepalen het lot van de mens: Wie als dubbeltje geboren is zal geen kwartje worden)

Slide 9 - Tekstslide

vertelperspectief
1. alwetend, auctoriele verteller (helicopterview, > personnages)
2. ik-perspectief (verteller = personnage)
3. personnaal-perspectief 

Slide 10 - Tekstslide

3 types discours 
  1. directe rede: zoals het uit de mond komt van het personnage 'Ik ga met de trein naar Den Haag', zei hij.
2. indirecte rede: herneemt de woorden zoals ze zijn uitgesproken door het pesonnage niet letterlijk, maar in een bijzin Hij zei dat hij met de trein naar Den Haag ging.
3. vrije indirecte rede: en tussenvorm van een beschrijving in de 'objectieve' derde persoon enkelvoud en de 'subjectieve' eerste persoon enkelvoud van de monoloog
 Hij ging met de trein naar Den Haag, zei hij.

Slide 11 - Tekstslide

Guy de Maupassant (1850-1893)
- naturalistisch schrijver
- onbezorgde jeugd
- meer dan 300 novelles geschreven
- overleden aan sifilis

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

belangrijke begrippen:
- determinisme
- vraisemblance
- vertelperspectief
- vrije indirecte rede
- auctoriele verteller
- ik-verteller
-feuilleton



Slide 14 - Tekstslide