verwijswoorden die, dat of wat

Taal 
Vandaag gaan wij aan de slag met de verwijswoorden 
die, dat en wat.


1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taal 
Vandaag gaan wij aan de slag met de verwijswoorden 
die, dat en wat.


Slide 1 - Tekstslide

Uitleg
Dat => bij HET-woorden (het meisje dat)

Die => bij meervoud en DE-woorden (de meisjes die / de jongen die)
Wat
  • Overtreffende trap (het mooiste wat)
  • Als het verwijst naar de hele zin voor het woord ‘wat’. Vaak slaat het dan op de zin voor de komma. We hebben een zusje gekregen, wat we allemaal heel leuk vinden.
  • Als het verwijst naar een onbepaald woord (veel, alles, iets, niets, het enige, datgene etc.)  

Waar het naar verwijst staat er meestal voor. 





Slide 2 - Tekstslide

Die, dat of wat? 
1.   De hond ................ graag buiten is.

2. Er is helemaal niets ............... mij interesseert. 

3. Het huis ............... vorig jaar is afgebrand is weer opgeknapt. 

4. Ik wil alleen mee als wij naar het strand gaan, ........... toch niet gebeurd. 

Slide 3 - Tekstslide

De jongen .... de vulkaan op loopt, is een beetje bang.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 4 - Quizvraag

De vulkaan braakte wolken as uit, ..... er dreigend uitziet.
A
die
B
wat
C
dat

Slide 5 - Quizvraag

Lava is het heetste .... je je bedenken kunt.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 6 - Quizvraag

Het meisje .... hem volgt, doet dat met knikkende knieën.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 7 - Quizvraag

De vulkaan rookt al jaren continu, .... een geruststellende gedachte moet zijn
A
die
B
dat
C
wat

Slide 8 - Quizvraag

De tsunami .... Japan trof in 2011 was enorm
A
dat
B
wat
C
die

Slide 9 - Quizvraag

Het waarschuwingssysteem .... er is, is soms te laat.
A
dat
B
wat
C
die

Slide 10 - Quizvraag

Een aardbeving is namelijk iets ..... niet te voorspellen is.
A
dat
B
wat
C
die

Slide 11 - Quizvraag

Aan de slag!
Starttaal Compact Online - 3F - Taalverzorging - Stijlkwesties - die/dat/wat...
Lezen/luisteren: opbouwopdrachten (opdracht 1) + twee zelftesten
Woordenschat: betekenissen/contextzinnen: 5 oefeningen
Taalverzorging: overige verplichte oefeningen (met bolletjes +beker)

Slide 12 - Tekstslide