le futur proche et futur simple

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Combine l'heure avec le bon horloge
Il est une heure
Il est une heure et quart.
Il est une heure moins le quart.
Il est une heure et demie

Slide 7 - Sleepvraag

Weet je het nog? 
- Wanneer het 12 uur is zeg je in Het Frans niet 'Il est douze heures.
- Er is een verschil tussen 12 uur 's middags en 12 uur 's nachts.
Attention! Het is half 1  
1. Il est midi/minuit et dem
Il est minuit
Il est douze heures
Il est midi

Slide 8 - Sleepvraag

Weet je het nog? 
- Wanneer het 12 uur is zeg je in Het Frans niet 'Il est douze heures.
- Er is een verschil tussen 12 uur 's middags en 12 uur 's nachts.
Attention! Het is half 1  
1. Il est midi/minuit et dem
Il est minuit
Il est douze heures
Il est midi

Slide 9 - Sleepvraag

Traduis:
1. Het is 12 uur 's middags. Noteer: 1. Il est ..... Gebruik een punt.
2. Het is kwart voor tien.
3. Het is half elf.
4. Het is kwart over tien.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Futur proche
Wat is de futur proche? 
Een tijd waarmee je aangeeft dat er iets binnenkort gaat gebeuren.
Voor het maken van de futur proche heb je het werkwoord 'aller' = gaan nodig. 



Slide 12 - Tekstslide

futur proche

Slide 13 - Tekstslide

De futur proche betekent de nabije toekomst in het Nederlands.
Hoe vorm je de 'futur proche'?
A
een vorm van gaan (aller) + hele werkwoord
B
Hele werkwoord + uitgangen (ai,as,a,ons,ez,ont)

Slide 14 - Quizvraag

De futur proche is de..
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
nabije toekomende tijd
D
voltooid tegenwoordige tijd

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een futur proche?
A
Je donnerai
B
Je donnerais
C
Je vais donner
D
J’ai donné

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een futur proche?
A
Nous chantons
B
Nous chanterions
C
Nous avons chanté
D
Nous allons chanter

Slide 17 - Quizvraag

Le futur simple
J'utiliserai le futur simple!

Slide 18 - Tekstslide

Futur simple - toekomende tijd
- beschrijft een gebeurtenis in de toekomst
- in het Nederlands gebruik je het hulpwerkwoord ZULLEN maar er is geen ww. zullen in het Frans
- in het Frans wordt achter het infinitief een uitgang (woord) geplaatst
- voor regelmatige vorm is: HELE WERKWOORD + UITGANG

Slide 19 - Tekstslide

Stappenplan voor de futur:

  1. Neem het hele werkwoord 
  2. + uitgang: ai, as, a, ons, ez, ont
  3. Lijkt op AVOIR

Slide 20 - Tekstslide

Futur simple
Hele ww
Uitgang
Futur simple
Je
manger
-ai
Je mangerai
Tu
manger
-as
Tu mangeras
Il / Elle / On
manger
-a
Il mangera
Nous
manger
-ons 
Nous mangerons
Vous
manger
-ez
Vous mangerez
Ils / Elles
manger
-ont
Ils mangeront

Slide 21 - Tekstslide

hoe maak je de futur simple?
A
stam + uitgangen -ais - ais etc.
B
infinitif + uitgangen -ais -ais etc
C
stam + uitgangen -ai -as etc.
D
infinitif + uitgangen -ai -as etc.

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn de uitgangen van de futur simple?
A
ais/ais/ait/ions/iez/ aient
B
ai/as/a/ons/ez/ont
C
ai/as/a/ions/iez/aient
D
ais/ais/ait/ons/ez/ont

Slide 23 - Quizvraag

Oefenen op verbuga.eu
https://www.verbuga.eu/Mise/Mise.html   Log in en vink aan:
Tijden: futur proche, futur.
onregelmatige: aller, avoir, être, faire, pouvoir, vouloir.
regelmatige: allemaal
Beginnen

 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide