6. 26 sept: Taalgebruik (1+5): Tekstsoorten en tekstverbanden (1b)

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Oefenboek
  • Handboek
Welkom havo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Starten met 10 minuten NUMO

Inlog vergeten?
gebruikersnaam: leerlingnummer: 123456
wachtwoord: j123456
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Oefenboek
  • Handboek
Welkom havo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Starten met 10 minuten NUMO

Inlog vergeten?
gebruikersnaam: leerlingnummer: 123456
wachtwoord: j123456

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag donderdag 26 september:
Numo: al gedaan
Aanmelden bij LessonUp
Huiswerk nakijken
Tekstsoorten
Tekstverbanden

Slide 2 - Tekstslide

Klik op de link / kopieer de link en meld je aan voor de online LessonUp-klas.
https://lessonUp.app/invite/group/wfrax

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R
  2. T1
  3. T2
  4. I


Slide 4 - Tekstslide

Schrijf de antwoorden in je schrift. Samenwerken mag. 
Maak eerst opdracht 6, dan 1. 

Slide 5 - Tekstslide

Kijk je eigen antwoorden na. 

Slide 6 - Tekstslide

Kijk je eigen antwoorden na. 

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden van vraag 4 uit het oefenboek komen later. 

Slide 8 - Tekstslide

Verhalende tekst
De schrijver van een verhalende tekst wil je met zijn verhaal vermaken of tot nadenken aanzetten. 

  • Voorbeelden: roman, sprookje, sciencefiction

Slide 9 - Tekstslide

3 tekstsoorten 
  • Verhalende tekst
  • Informerende tekst
  • Waarderende tekst


Handboek, taalgebruik 1: pagina 44

Slide 10 - Tekstslide

Informerende tekst
In informerende teksten gaat het om feiten, om wat er echt gebeurd is.

  • Voorbeelden: krantenbericht, schoolboek, recept, advertentie

Slide 11 - Tekstslide

Waarderende tekst
In waarderende teksten gaan de belangrijkste vragen over de mening van een schrijver. Hij kan proberen je te overtuigen of je moet zelf een mening formuleren.

  • Voorbeelden: boekrecensie, discussie, debat, betoog

Slide 12 - Tekstslide

Oefenen!
Open je laptop weer en log in op LessonUp.


Slide 13 - Tekstslide

Wat is geen informerende tekst?
A
leerwerkboek Talent
B
inhoudsopgave in een boek
C
ingezonden brief
D
website van de huisartspraktijk

Slide 14 - Quizvraag

Een advertentie is een waarderende tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Een voorbeeld van een waarderende tekst is..
A
Advertentie op Marktplaats
B
Gedicht
C
Recensie over een film
D
Factuur van de garage

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een waarderende tekst?
A
leesboek
B
nieuwsbericht
C
betoog
D
advertentie

Slide 17 - Quizvraag

Bij een waarderende tekst wil de schrijver niet...
A
je alleen overtuigen van zijn mening
B
je vermaken met een actietekst
C
jou overtuigen om iets te gaan doen of laten
D
dat je zelf een mening vormt

Slide 18 - Quizvraag

Wat is waar?
A
Een nieuwsbericht is een verhalende tekst.
B
Een boek is een verhalende tekst.
C
Een activerende tekst lees je voor je plezier.
D
Een lesboek is een activerende tekst.

Slide 19 - Quizvraag

Een kenmerk van een waarderende tekst is
A
stap voor stap
B
plezier
C
vooral feiten
D
argumenten

Slide 20 - Quizvraag

De informerende tekst is een
A
reclame
B
nieuwsbericht met achtergrondinformatie
C
pleidooi
D
blog

Slide 21 - Quizvraag

Uitnodiging
spandoek
Recensie
Recept
Nieuwsbericht
Sprookje
betoog
Leesboek
Stripverhaal
Verslag
Verhalende tekst
Informerende tekst
Waarderende tekst

Slide 22 - Sleepvraag

3 tekstsoorten
  • Verhalende tekst
  • Informerende tekst
  • Waarderende tekst


Handboek, taalgebruik 1: pagina 44

Slide 23 - Tekstslide

Tekstverbanden = verbanden in een tekst

  • Soort verband + signaalwoord
  • Signaalwoorden: geven verbanden aan tussen alinea's, zinnen en delen van zinnen
  • Niet de tabel leren, maar de voorbeeldzinnen!


Handboek, taalgebruik 5: pagina 52

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Even oefenen
Pak pen en papier.
Schrijf a, b, c of d op.

Slide 26 - Tekstslide

Ik wil wel komen, maar ik heb geen tijd.
A
conclusie
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
omschrijving

Slide 27 - Quizvraag

Ik wil wel komen, maar ik heb geen tijd. 
signaalwoord = 
  • maar
verband = 
  • tegenstelling

Slide 28 - Tekstslide

Ik ben wat later, want ik heb de tram gemist.
A
opsomming
B
tijd
C
reden, oorzaak, gevolg
D
voorwaarde

Slide 29 - Quizvraag

Ik ben wat later, want ik heb de tram gemist. 
signaalwoord = 
  • want
verband = 
  • reden/oorzaak/gevolg

Slide 30 - Tekstslide

Om de finale te bereiken, moeten we nog twee wedstrijden winnen.
A
voorbeeld
B
verduidelijking
C
doel, middel
D
toegeving

Slide 31 - Quizvraag

Om de finale te bereiken, moeten we nog twee wedstrijden winnen. 
signaalwoord = 
  • om ... te
verband = 
  • doel/middel

Slide 32 - Tekstslide

Als je goed oplet, haal je betere cijfers.
A
opsomming
B
tijd
C
reden, oorzaak, gevolg
D
voorwaarde

Slide 33 - Quizvraag

Als je goed oplet, haal je betere cijfers.
signaalwoord = 
  • als 
verband = 
  • voorwaarde

Slide 34 - Tekstslide

Er zijn verschillende manieren om fit te blijven, zo kun je dagelijks een lange wandeling maken.
A
voorbeeld
B
verduidelijking
C
doel, middel
D
toegeving

Slide 35 - Quizvraag

Er zijn verschillende manieren om fit te blijven, zo kun je dagelijks een lange wandeling maken.  
signaalwoord = 
  • zo 
verband = 
  • voorbeeld

Slide 36 - Tekstslide

Les 1b, opdracht 4 (pg 11)
  • a. Inwisselbaar betekent: in plaats van elkaar te gebruiken.
  • b. Omdat geeft een feit aan en want geeft een mening aan. Het grootste verschil is dat feiten altijd waar zijn, los van iemands opvattingen. Meningen zijn juist een persoonlijke opvatting.
  •  c. Iets met een korreltje zout nemen betekent: waarbij je er niet vanuit kunt gaan dat iets waar is.
  •  d. immers: verduidelijking
  • terwijl: tegenstelling

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk:
Oefenboek pagina 11, opdracht 5.

Slide 38 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
1. Tekstsoorten: waarderende, informerende en verhalende.
2. Tekstverbanden
3. Signaalwoorden

Slide 39 - Tekstslide