Herhalen pathos, ethos, logos, tekstdoelen, tekstsoorten, hoofdgedachte en onderwerp, overtreffende trap

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
Welkom havo 3
timer
2:30
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Start met lezen in STILTE
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
Welkom havo 3
timer
2:30
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Start met lezen in STILTE

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag 
Kennismaken nieuwe docent
Lezen (al gedaan)
Herhalen stof (wat moet er nog gedaan worden?)
Onderwerp en hoofdgedachte
Overtreffende trap
Huiswerk komt op Somtoday

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma deze periode
Onderzoeken:

-> Wat doet een taalgebruiker om iemand te overtuigen?
-> hoe zet hij/zij bewust de goede woorden, de juiste tektstructuur en overtuigende argumenten in?

In je toets moet je onder meer een goede recensie schrijven

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning periode 1 - havo 3
Oefenboek: 
  • Hoofdstuk 1. Overtuigingskracht
  • Hoofdstuk 4. Framing
  • Lessenserie recensie + leesboek

Handboek: 
  • Taal en cultuur: hoofdstuk 11, 14 
  • Taalgebruik: hoofdstuk 1 t/m 5 en hoofdstuk 7 

Daarnaast in periode 1: 

Verdiepende module over lezen
>> telt mee voor PTO 1

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige lessen

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoelen 
Een schrijver, journalist of webdesiger bedenkt vooraf wat hij of zij wil bereiken met zijn tekst.
 
Hij of zij bedenkt waarom die tekst geschreven wordt. 

Dat noem je een tekstdoel. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tekstdoelen 

  • Informeren
  • Instructie geven
  • Overtuigen
  • Activeren
  • Amuseren
  • Beschouwen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 tekstsoorten
  • Verhalende tekst
  • Informerende tekst
  • Waarderende tekst


Handboek, taalgebruik 1: pagina 44

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverbanden = verbanden in een tekst

  • Soort verband + signaalwoord
  • Signaalwoorden: geven verbanden aan tussen alinea's, zinnen en delen van zinnen
  • Niet de tabel leren, maar de voorbeeldzinnen!


Handboek, taalgebruik 5: pagina 52

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een alinea? Leg uit.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een signaalwoord dat hoort bij opsomming.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een signaalwoord dat hoort bij tegenstelling.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kun je een tekst schrijven zonder dat je een tekstverband gebruikt?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg >> Kun je een tekst schrijven zonder dat je een tekstverband gebruikt?
Het kan wel, maar je teksten worden er minder duidelijk van. Bij langere teksten gebruik je vaak automatisch al signaalwoorden zoals: en, maar, dus, ook.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstverband herken je?
'Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.'
A
Doel-middel
B
Vergelijking
C
Samenvatting
D
Conclusie

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doel-middelverband
A
We hebben eerst een taart gebakken en daarna buiten gespeeld.
B
Om er voor te zorgen dat iedereen er bij kan zijn, houden we het feest op zaterdag.
C
Gisteren was ik heel erg moe, daarom heb ik tot 12:00 uur uitgeslapen.
D
Deze kerstvakantie ben ik naar Duitsland geweest. We hebben veel gegeten en gewandeld. Kortom, het was de beste kerstvakantie ooit!

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen tot nu toe 
  • Tekstdoel (informeren, amuseren, instrueren etc.)
  • Tekstsoort (waarderend, informerend, verhalend)
  • Tekstvorm = voorbeeld (recensie, betoog, verhaal, strip etc.)
  • Verbanden
  • Signaalwoorden

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe begrippen 
  • Kernzin
  • Onderwerp
  • Hoofdgedachte
  • Deelonderwerp
Handboek, Taalgebruik les 3

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp en hoofdgedachte
Je kunt het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst herkennen. 

Je weet wat het verschil is tussen onderwerp en hoofdgedachte.  

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kern van een boodschap

Onderwerp: één woord of een woordgroep, bijvoorbeeld:
olifanten

Deelonderwerpen: onderwerp van een of meerdere alinea's:
  • olifanten in het wild
  • olifanten in de dierentuin
  • olifanten in het circus

Hoofdgedachte: onderwerp in één zin:
  • Er zijn verschillende soorten olifanten. 
  • Olifanten moeten beschermd worden. 
  • Olifanten hebben een bijzonder dieet. 

Kernzin: belangrijkste zin in de alinea.
Eerste zin, tweede zin of laatste zin van de alinea.
Deze zin bevat de hoofdzaken uit de alinea. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kernzin: belangrijkste zin in de alinea.

Eerste zin, tweede zin of laatste zin van de alinea.
Vandaag is het Wereld Olifantendag. Natuurbeschermers en olifantenliefhebbers richten dan de aandacht op olifanten, hun kracht en schoonheid, maar ook de problemen waarmee zij te maken hebben en de steun die ze kunnen gebruiken voor hun voortbestaan. Dit jaar zetten wij de schijnwerpers op de wilde olifanten in Azië.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Schrijf een hoofdgedachte bij het onderwerp 'de zomervakantie'.
2. Schrijf twee deelonderwerpen op bij jouw onderwerp en hoofdgedachte. 
timer
3:00
Onderwerp: één woord of een woordgroep, bijvoorbeeld:
olifanten
Deelonderwerpen: onderwerp van een of meerdere alinea's:
  • olifanten in het wild
Hoofdgedachte: onderwerp in één zin:
  • Er zijn verschillende soorten olifanten.  


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht maken
Bedenk een hoofdgedachte en twee deelonderwerpen bij onderstaande onderwerpen:
a. voetbal op kunstgras
b. bol.com
c. lettervermicelli
d. kunst
timer
10:00
Onderwerp: één woord of een woordgroep, bijvoorbeeld:
olifanten
Deelonderwerpen: onderwerp van een of meerdere alinea's:
  • olifanten in het wild
Hoofdgedachte: onderwerp in één zin:
  • Er zijn verschillende soorten olifanten.  


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht nakijken
Bedenk een hoofdgedachte en twee deelonderwerpen bij onderstaande onderwerpen:
a. voetbal op kunstgras
  •  deelonderwerpen: gevaar voor gezondheid, blessuregevoeligheid.
  • hoofdgedachte: Professionele voetbalclubs stappen af van voetballen op kunstgras.

Slide 27 - Tekstslide

tot hier
Opdracht nakijken
Bedenk een hoofdgedachte en twee deelonderwerpen bij onderstaande onderwerpen:
b. bol.com
  •  deelonderwerpen: gemak, online koopverslaving
  • hoofdgedachte:  Bol.com vertegenwoordigt de mooie en minder mooie kanten van onze consumentenmaatschappij.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht nakijken
Bedenk een hoofdgedachte en twee deelonderwerpen bij onderstaande onderwerpen:
c. lettervermicelli
  •  deelonderwerpen: taalvaardigheid, spelenderwijs leren
  • hoofdgedachte: Lettervermicelli leent zich voor leuke taalspelletjes met kinderen. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht nakijken
Bedenk een hoofdgedachte en twee deelonderwerpen bij onderstaande onderwerpen:
d. kunst
  •  deelonderwerpen: beeldende kunst, podiumkunst, schilderijen, kunst in de openbare ruimte
  • hoofdgedachte: Kunst zou voor iedereen toegankelijk moeten zijn, zowel beeldende kunst als podiumkunsten. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op de rots lagen twee ... (zonnebaden) hagedissen.
A
zonnebadend
B
zonnebad
C
zonnebadende
D
zonnebadene

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben het ... (blij) met smakelijke cadeaus.
A
blijst
B
meest blij
C
blijest
D
meer blij

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ... (bakken) brood zit in de oven.
A
bakte
B
gebakte
C
bakkende
D
gebakken

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ... (werpen) discus schoot door de lucht.
A
werpende
B
werpte
C
geworpen
D
worpte

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het karretje werd weer in elkaar gezet door de ... (beunen) techneuten.
A
beunende
B
gebeunde
C
beunend
D
gebeund

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking
stellende trap
vergrotende trap
overtreffende trap
-er
-st
mooi(e)
mooier(e)
mooist(e)
groen(e)
groener(e)
groenst(e)

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben het ... (blij) met smakelijke cadeaus.
A
blijst
B
meest blij
C
blijest
D
meer blij

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De overtreffende trap van weinig is:
A
weinig
B
weiniger
C
weinigen
D
minst

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De stellende trap van veel is:
A
veel
B
meer
C
meest

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vergrotende trap van goed is:
A
goed
B
goeder
C
beter
D
best

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van ...?

lief
A
lief, liefer, liefst(e)
B
liefst(e), liever, lief
C
lief, liever, liefst(e)
D
liever, lief, liefst(e)

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De trappen van vergelijking:
dwaas-dwazer-...
A
dwaasts
B
dwazerst
C
dwaast

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking:
vreemd - vreemder - .............
A
vreemdst
B
vreemst
C
meest vreemd

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De trappen van vergelijking:
triest-triester-
A
triestst
B
meest triest

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 'trappen van vergelijking' zijn goed?
A
mooi - meer mooi - mooist
B
mooi - mooier - mooist
C
mooi - lelijker - lelijkst
D
mooi - minder mooi - lelijk

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • Kernzin
  • Onderwerp
  • Hoofdgedachte
  • Deelonderwerp
Handboek, Taalgebruik les 3

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wil je de volgende les leren?

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies