2.1 nieuw - Hoe geef jij je geld uit

Start
Pak je boek, 
schrift 
pen
en 
rekenmachine
Startopdracht:
 Pak bladzijde 40 voor je en vul de woorden in bij Theorie: Weet  je het nog?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Start
Pak je boek, 
schrift 
pen
en 
rekenmachine
Startopdracht:
 Pak bladzijde 40 voor je en vul de woorden in bij Theorie: Weet  je het nog?

Slide 1 - Tekstslide

Maak de opgaven op blz 41 af 

Slide 2 - Tekstslide

Tekst
2.1 Hoe geef jij je geld uit?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe geef jij je geld uit?
Na deze les weet je:
  • welke verschillende soorten uitgaven er zijn
  • hoe je een budgetplan opstelt
  • hoe je een reservering berekent
  • welke gevolgen jouw bestedingen hebben voor anderen

Slide 4 - Tekstslide

Soorten uitgaven
  • Dagelijkse uitgaven:
  • alledaagse, huishoudelijke uitgaven zoals in de supermarkt.
  • Vaste lasten:
  • uitgaven die je met vaste regelmaat moet betalen, zoals abonnementen, contributie, huur of hypotheek.
  • Incidentele uitgaven:
  • grotere uitgaven die je niet zo vaak doet.

Slide 5 - Tekstslide

Nibud 
= Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
geeft voorlichting over hoe je je inkomsten en uitgaven op elkaar kunt afstemmen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Budgetplan
Budgetplan = begroting
Dit is een overzicht van alle verwachte inkomsten en uitgaven.

Zie ook de miljoenennota achter in het lokaal!

Slide 8 - Tekstslide

Begroting & budgetteren
Begroting (= budgetplan)
Een overzicht van je verwachte inkomsten en verwachte uitgaven voor de komende periode
Budgetteren
Zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten → dus geen geld tekort komen

Slide 9 - Tekstslide

Budgetplan
Reken tijdens het budgetteren alle bedragen om naar een eenzelfde periode (meestal bedragen per maand)


Slide 10 - Tekstslide

Reserveren
Reserveren = sparen om een grote, incidentele uitgave te kunnen betalen.

Berekening:






Slide 11 - Tekstslide

Reserveren
Joey gaat met vier vrienden twee weken kamperen. Ze huren een tent voor 5-8 personen. Over drie maanden moet Joey betalen.
Hoeveel moet Joey vanaf nu per maand reserveren?


Benodigd bedrag: € 130 × 2 = € 260
Per persoon is dat: € 260 ÷ 5 = € 52
Reserveren: € 52 ÷ 3 = € 17,33 per maand
timer
3:00

Slide 12 - Tekstslide

Gevolgen van je besteding
Geld dat je uitgeeft komt vaak bij een producent. Wat doet de producent met jouw geld?
  • Houdt die producent rekening met het milieu?
  • Zorgt hij goed voor zijn personeel?

Kies bewust en draag bij aan een betere wereld.



Slide 13 - Tekstslide

Gevolgen
Als je spaart, zet je geld op de bank.
 Wat doet de bank met jouw geld?
  • Leent de bank het uit aan een producent die arbeiders uitbuit?
  • Of aan de wapenindustrie?

Kies bewust en draag bij aan een betere wereld!

Slide 14 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken de opdrachten van paragraaf 2.1

Klaar? Begin alvast met 2.2

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Welke soort uitgaven zijn de uitgaven voor het repareren van je fiets?
A
Incidentele uitgaven
B
Dagelijkse uitgaven
C
Kleine uitgaven
D
Vaste lasten

Slide 18 - Quizvraag

Stelling 1: Huishoudelijke uitgaven zijn uitgaven die je af en toe doet.
Stelling 2: Incidentiele uitgaven zijn boodschappen.
A
1:Juist 2: Juist
B
1:Onjuist 2: Juist
C
1:Juist 2: Onjuist
D
1: Onjuist 2: Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

een budgetplan is:
A
overzicht van inkomsten en uitgaven
B
overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven
C
overzicht wat je gaat uitgeven
D
overzicht wat je inkomsten zijn

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een budgetplan en begroting?
A
Een budgetplan is een verwacht overzicht van inkomsten en uitg.
B
Een begroting is een verwacht overzicht van inkomsten en uitg.
C
Budgetplan en begroting is hetzelfde.
D
Een begroting is het geld dat je hebt uitgegeven.

Slide 21 - Quizvraag

Hoe reken je de €50 kosten per week om naar kosten per maand?
A
€50 : 12 x 52
B
€50 : 100 x 52
C
€50 x 4
D
€50 x 52 : 12

Slide 22 - Quizvraag

De contributie voor de voetbalclub kost € 95 per maand. Hoeveel is dat per week?
A
€ 21,92
B
€ 23,75
C
€ 1.140
D
€ 285

Slide 23 - Quizvraag

Je koopt een nieuwe auto en deze kost €53.000.
Na 5 jaar ga je een nieuwe kopen; kosten €60.000.
De restwaarde van je nieuwe auto is na 5 jaar €25.000.
Hoeveel moet je per maand reserveren om over 5 jaar de nieuwe auto te kunnen kopen?
A
573,33
B
583,33
C
593,33
D
600

Slide 24 - Quizvraag

Huiswerk
maken opdrachten bij 2.1

Slide 25 - Tekstslide