Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Herhaling + Regelmatige werkwoorden op -ER en -IR
1 / 54
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Spaans
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
54 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
4 videos
.
Lesduur is:
180 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Unidad 2
El lugar donde vivo
Slide 2 - Tekstslide
¡Repasamos!
Slide 3 - Tekstslide
Een zelfstanding naamwoord eindigend op -ción (bijv. información, estación) is meestal ...
A
mannelijk (el)
B
vrouwelijk (la)
Slide 4 - Quizvraag
Vul het correcte lidwoord in:
(het) ___ hotel
A
un
B
una
C
el
D
la
Slide 5 - Quizvraag
Vul het correcte lidwoord in::
(de) ___ bicicleta
A
un
B
una
C
el
D
la
Slide 6 - Quizvraag
Vul het correcte lidwoord in::
(de) ___ avión
A
un
B
una
C
el
D
la
Slide 7 - Quizvraag
Het meervoud van 'el libro' is:
A
los libro
B
unos libros
C
las libros
D
los libros
Slide 8 - Quizvraag
Het meervoud van 'la catedral' is:
A
los catedrales
B
los catedrals
C
las catedrales
D
las catedrals
Slide 9 - Quizvraag
Maak meervoud a.u.b.:
'la iglesia'
Slide 10 - Open vraag
Maak meervoud a.u.b.:
'el padre'
Slide 11 - Open vraag
Maak meervoud a.u.b.:
'la capital'
Slide 12 - Open vraag
Maak meervoud a.u.b.:
'un centro'
Slide 13 - Open vraag
Maak enkelvoud a.u.b.:
'las playas'
Slide 14 - Open vraag
Make singular:
'Unos supermercados'
Slide 15 - Open vraag
Maak enkelvoud a.u.b.:
'unas familias'
Slide 16 - Open vraag
Vul het correcte bijvoegelijk naamwoord in:
Las chicas (guapo)______ hablan mucho.
Slide 17 - Open vraag
Vul het correcte bijvoegelijk naamwoord in:
Yo leo muchos libros (interesante)__________
Slide 18 - Open vraag
Vul het ontbrekende persoonlijk voornaamwoord in:
...... somos de Holanda
A
ellos
B
nosotros
C
vosotras
D
tú
Slide 19 - Quizvraag
Vul het ontbrekende persoonlijk voornaamwoord in:
"....es una profesora
A
yo
B
tú
C
ella
D
ellos
Slide 20 - Quizvraag
¿Hay o estar?
Holanda _______en Europa.
A
está
B
están
C
hay
Slide 21 - Quizvraag
Italia y España ________en el sur de Europa
A
hay
B
está
C
están
D
estoy
Slide 22 - Quizvraag
Kies uit 'hay, son, están':
_______ muchas bicicletas en Holanda.
Slide 23 - Open vraag
Kies uit 'hay, es, está':
_____ una biblioteca enfrente del supermercado.
Slide 24 - Open vraag
Kies uit 'hay, son, están':
Mis padres __________ en Rotterdam.
Slide 25 - Open vraag
Kies ui 'hay, son, están':
Mis padres ______de Rotterdam
Slide 26 - Open vraag
Los verbos regulares
AR (herhaling)
ER /
IR
(página 38/39)
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Verbos regulares en presente
Slide 32 - Tekstslide
Ejemplos
¿Qué bebes?
Wat drink je?
Bebo un café.
Ik drink een koffie
¿Qué coméis?
Wat eten jullie?
Comemos paella.
We eten paella.
Slide 33 - Tekstslide
Ejemplos
¿Dónde vives?
Waar woon je?
Vivo en la Calle Rosas
. Ik woon in de Calle Rosas
¿Qué escribes?
Wat schrijf je?
Escribo una carta
. Ik schrijf een brief.
Slide 34 - Tekstslide
Werkwoorden op -er
comer
(eten)
beber
(drinken)
aprender
(leren)
comprender
(begrijpen)
vender
(verkopen)
leer
(lezen)
Werkwoorden op -ir
vivir
(wonen, leven)
abrir
(openen)
escribir
(schrijven)
discutir
(discussiëren)
subir
(stijgen, klimmen)
partir
(vertrekken)
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Video
-AR
-ER
-IR
yo
o
o
tú
es
es
él/ella/usted
a
e
nosotros
vosotros
ellos/ellas/
ustedes
an
en
en
e
o
emos
as
amos
imos
áis
éis
ís
Slide 37 - Sleepvraag
-IR
Ik schrijf:
A
escribo
B
escribes
C
escribe
D
escribimos
Slide 38 - Quizvraag
Carmela y Rodrigo (comprar)_______ una casa en Bilbao.
A
compra
B
compráis
C
compran
D
compras
Slide 39 - Quizvraag
-ER
We eten
A
como
B
comes
C
come
D
comemos
Slide 40 - Quizvraag
[beber] Yo _____ un café con leche.
A
bebo
B
bebes
C
bebe
D
bobe
Slide 41 - Quizvraag
[abrir] Juan _____ la puerta.
A
abro
B
abre
C
abres
D
abren
Slide 42 - Quizvraag
[comer] Lonne y Susanne _____ paella en Salamanca.
A
comemos
B
coméis
C
comes
D
comen
Slide 43 - Quizvraag
[trabajar] Amy y tú _____ en un hotel.
A
trabajas
B
trabajan
C
trabajáis
D
trabajamos
Slide 44 - Quizvraag
[caminar] Sanne y yo _____ por la calle.
A
camino
B
caminamos
C
caminan
D
camináis
Slide 45 - Quizvraag
[estudiar] ¿Tú _____ mucho?
A
estudias
B
estudia
C
estudio
D
estudies
Slide 46 - Quizvraag
[vivir] Maris y Tess ____ en Holanda.
A
vivís
B
vivimos
C
viven
D
vives
Slide 47 - Quizvraag
[escribir] Isabel _____ una carta a Kimberley.
A
escriba
B
escriben
C
escribes
D
escribe
Slide 48 - Quizvraag
[aprender] Los estudiantes _____ español.
A
aprendemos
B
aprenden
C
aprendan
D
aprendéis
Slide 49 - Quizvraag
[leer] ¿Vosotros _____ libros?
Yo no _____ muchos libros.
A
leéis leo
B
leemos leo
C
leeréis leo
D
leís leo
Slide 50 - Quizvraag
Slide 51 - Video
A trabajar!
Hacer ejercicios CDE 2.05, CDE 2.06 CDE 2.07
Pag. 146 etc.
Op de volgende slide vind je een video met nogmaals alle uitleg over werkwoordvervoeging
Slide 52 - Tekstslide
Slide 53 - Video
Slide 54 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
3.2 Herhaling + Regelmatige werkwoorden op -ER en -IR
Februari 2023
- Les met
42 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 2/ El lugar donde vivo deel 3
Juni 2021
- Les met
51 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Ana Frank, la Casa de atrás
December 2022
- Les met
13 slides
door
Anne Frank Stichting
Historia
History
+1
Primary Education
Age 10-12
Anne Frank House
vamos a hablar español les 4
December 2022
- Les met
26 slides
Spaans
Secondary Education
UNIDAD 2 EL LUGAR DONDE VIVO - parte 3 INT
Oktober 2021
- Les met
52 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Spaans bijvoeglijk naamwoord
November 2022
- Les met
24 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Regelmatige werkwoorden op -ER en -IR
Mei 2022
- Les met
26 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Regelmatige werkwoorden -ar / -er / -ir
September 2020
- Les met
14 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1