Stel je voor dat jij jezelf kunt laten terugflitsen naar een voor jou belangrijk moment in het verleden. Naar welke tijd en plaats zou je dan gaan? Schrijf een verhaal in de ik-vorm over jouw tijdreis.
Noteer of het een onverwachte gebeurtenis was, wat je ervoor deed, waar je was, welk deel van de dag het was, wat je om je heen zag en hoorde, waar het naar rook, of je alleen was om met anderen, hoe de sfeer was, wat je deed, wat je ook had kunnen doen, wat je dacht, wat je voelde, wat er gezegd werd en wat je daarna deed.
Kies vier antwoorden uit waarover je tevreden bent of die in ieder geval in het verhaal moeten voorkomen.
Bedenk waar in het verhaal deze antwoorden voorkomen: begin – midden – eind.
Schrijf nu jouw korte autobiografische verhaal van 300 woorden en geef het een titel.