In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
Thema 5: waarneming
Basisstof 3 en 4:
Horen en zien.
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Herhaling 5.1 en 5.2
Uitleg 5.3 en 5.4
Werktijd deel 1
Spelletje: Raad het geluid
Werktijd deel 2
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Welk orgaan hoort bij het gezichtszintuig?
A
oog
B
oor
C
huid
D
neus
Slide 3 - Quizvraag
Welk zintuig heeft pijnpunten?
A
gezichtszintuig
B
gehoorzintuig
C
gevoelszintuig
D
reukzintuig
Slide 4 - Quizvraag
Welke 5 smaken zijn er?
Slide 5 - Open vraag
Uit welke onderdelen bestaat het zenuwstelsel?
Slide 6 - Open vraag
Wat is het verschil tussen een prikkel en een impuls?
Slide 7 - Open vraag
Leerdoelen
Aan het einde van de les:
Kun je de onderdelen van het oor benoemen met hun functies.
Kun je de onderdelen van het oog benoemen met hun functies.
Vertellen hoe je een lensafwijking kan verhelpen.
Vertellen hoe lichtprikkels worden omgezet in zichtbare beelden.
Slide 8 - Tekstslide
Op welke prikkel reageert het gehoorzintuig?
A
geluid
B
aanrakingen
C
licht
D
geur
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Video
Horen
Geluid zijn trillingen in de lucht. Als er genoeg trillingen zijn dan zal er een impuls aan je gehoorzintuig worden gegeven. Hierdoor hoor jij geluid!
Slide 11 - Tekstslide
Horen
1. De oorschelp vangt geluid uit je omgeving op.
2. Het geluid reist door de gehoorgang.
3. Aan het eind van de gehoorgang ligt het trommelvlies, dat gaat trillen door het geluid.
Slide 12 - Tekstslide
Horen
4. Door het trillen van het trommelvlies gaan ook de gehoorbeentjes trillen. De gehoorbeentjes liggen in de ruimte tussen het trommelvlies en het slakkenhuis. Deze ruimte heet het middenoor.
5. Vervolgens reizen de trillingen door vloeistof in het slakkenhuis. Daar liggen de zintuigcellen van het gehoorzintuig.
Slide 13 - Tekstslide
Horen
6. De zintuigcellen in het slakkenhuis zetten de trillingen om in impulsen.
7. De gehoorzenuw geeft de impulsen door aan je hersenen, waardoor je het geluid waarneemt. Zo kun je horen!
Slide 14 - Tekstslide
In welk deel van het oor zitten de zintuigcellen?
A
Trommelvlies
B
gehoorbeentjes
C
Slakkenhuis
D
Middenoor
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de functie van oorsmeer?
Slide 16 - Open vraag
Oorsmeer
In de gehoorgang zitten oorsmeerkliertjes, deze maken oorsmeer.
Oorsmeer beschermt het oor tegen vocht, bacteriën en vuil!
Slide 17 - Tekstslide
gehoorschade
Je gehoorzintuig slijt als je ouder wordt, maar kan ook schade oplopen als je te harde geluiden lang hoort.
Dit noem je gehoorschade.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Op welke prikkel reageert het gezichtszintuig?
A
geluid
B
aanrakingen
C
licht
D
geur
Slide 20 - Quizvraag
Zien
Om te zien heb je het gezichtszintuig nodig, de ogen.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Buitenkant oog
Wenkbrauw - beschermt het oog tegen zweet
Iris - gekleurde gedeelte, kan korter/langer worden, hierdoor wordt de pupil groter of kleiner.
Pupil - een gat waar het licht doorheen gaat.
Harde oogvlies - witten gedeelte van het oog, beschermt tegen vuil.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Binnenkant oog
Hoornvlies - laagje over de pupil.
Pupil - laat licht door.
Netvlies - Hier liggen de zintuigcellen van het oog. geven de impuls af aan de hersenen.
Slide 25 - Tekstslide
Binnenkant oog
Lens - zorgt ervoor dat je scherp kan zien.
Glasachtig lichaam - gelei die het oog vorm geeft.
Oogzenuw - impulsen gaan via de oogzenuw naar de hersenen.
Slide 26 - Tekstslide
Waar liggen de zintuigcellen van het oog?
A
Pupil
B
Glasachtig lichaam
C
Lens
D
Netvlies
Slide 27 - Quizvraag
Netvlies
Gele vlek - deze plek heeft veel zintuigcellen, hierdoor zie je scherp.
Blinde vlek - deze plek heeft geen zintuigcellen, zet licht dus niet om in impulsen.
Slide 28 - Tekstslide
Vaatvlies
Het vaatvlies heeft alle bloedvaten voor het oog, via hier krijgt het oog dus zuurstof en brandstoffen.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Slecht zien
Soms is de lens, te plat of te bol. Hierdoor zie je minder goed.
Bijziend - dichtbij zie je goed, verweg zie je slecht. De lens is te bol.
Slide 31 - Tekstslide
Slecht zien
Verziend - Ver weg zie je goed, dichtbij zie je slecht. De lens is te plat.
Wanneer je slecht ziet wordt het licht niet goed op je netvlies geprojecteerd.
Slide 32 - Tekstslide
Juf Javina ziet goed van dichtbij, maar slecht ver weg. Is zij verziend of bijziend?