In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Woordenschat H4
Extra oefenen
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een woordraadstrategie?
A
woordenboek opzoeken
B
synoniem zoeken in de tekst
C
teruglezen
D
op google zoeken
Slide 2 - Quizvraag
Wat is een woordraadstrategie?
A
Een manier om de betekenis van een moeilijk woord te achterhalen.
B
Een manier om moeilijke woorden in een tekst te vinden.
Slide 3 - Quizvraag
Dit is geen woordraadstrategie:
A
synoniem zoeken
B
tegenstelling zoeken
C
vooruit lezen
D
voorbeelden zoeken
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Video
Wat is een tegenstelling?
Slide 6 - Open vraag
Noem nog een signaalwoord voor TEGENSTELLING - maar - in tegenstelling tot - ...
Slide 7 - Open vraag
Wat is geen tegenstelling?
A
Prachtig - Fantastisch
B
Dik - Dun
C
Mooi - Lelijk
D
Vroeg - Laat
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een tegenstelling?
A
Warm en heet
B
Warm en koud
C
Politie en agent
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een tegenstelling?
A
Politie en boef
B
Wiskunde en aardrijkskunde
C
Juf en docent
Slide 10 - Quizvraag
Wat is geen tegenstellend signaalwoord?
A
maar
B
toch
C
immers
D
echter
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een tegenstelling?
A
Langzaam en snel
B
Lief en schattig
C
Mooi en meisje
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de tegenstelling van duur?
A
klein
B
goedkoop
C
duurder
D
rijk
Slide 13 - Quizvraag
Wat is geen tegenstelling?
A
Mooi - Prachtig
B
Dik - Vet
C
Mooi - Lelijk
D
Fiets - mountainbike
Slide 14 - Quizvraag
Wat is geen tegenstelling?
A
Traag - Langzaam
B
Boven - Onder
C
Laag - Hoog
D
Gevaarlijk - Veilig
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de tegenstelling van rijk?
A
arm
B
lang
C
binnen
D
duur
Slide 16 - Quizvraag
In tegenstelling tot de andere mensapen leven orang-oetans alleen. In tegenstelling tot = ?
A
Ervoor willen zorgen dat iets goed gaat
B
Gezegd dat het waar is
C
De redenen die iemand geeft
D
Anders dan
Slide 17 - Quizvraag
Tegenstellend
A
Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
B
Als ik naar school ga moet ik eerst met de metro naar Zuid, dan met de bus naar Hoofddorp en dan nog een stukje fietsen.
C
Om te beginnen vind ik dit boek erg vervelend om te lezen. Verder zou ik graag een ander thema willen kiezen.
D
Mijn moeder maakt graag Italiaanse gerechten zoals pasta en pizza.
Slide 18 - Quizvraag
Opdracht
Zoek op het internet een nieuwsbericht. Gebruik hiervoor het AD, de Telegraaf of het Parool. Zoek in dat nieuwsbericht naar tegenstellingen in de tekst. Schrijf de naam van de tekst en de tegenstellingen op in je schrift.
Slide 19 - Tekstslide
Noem nog 10 tegenstellingen
Slide 20 - Woordweb
Wat is een tegenstelling?
Slide 21 - Open vraag
Waarom heb je een tegenstelling nodig bij woordenschat?