les 3 na voorjaars vak

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je schrift en etui op tafel leggen.
Je laptop nog even in je tas laten zitten.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.
timer
1:00
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je schrift en etui op tafel leggen.
Je laptop nog even in je tas laten zitten.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Terugblik doelen van de lessen voor de vakantie.   
Uitleg nieuwe doelen.   
Opdrachten maken.   
Afsluiten; hoe is het deze les gegaan? 

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog/al?
-Je moet de kenmerken van chromosomen kunnen noemen. 
-Je moet kunnen omschrijven wat genotype, fenotype, gen en eiwitten zijn. 
-Je moet de kenmerken van geslachtelijke voortplanting kunnen noemen. 
-Je moet kunnen beschrijven hoe een twee-eiige tweeling en hoe een eeneiige tweeling ontstaat. 
 
Voor vwo ook:  
-Je moet kunnen omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief betekend. 

Slide 3 - Tekstslide

Welke vragen waren lastig?
7a, 7b, 9a,  vwo: 29 + 30 (nog niet gemaakt.??.)

Andere vragen fout en nog niet duidelijk waarom?  
Of snap je een vraag nog niet?  
Vraag dan zo tijdens het maken van de opdrachten nog even om extra uitleg.

Slide 4 - Tekstslide

-Je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is.

Bij de celdeling kan DNA beschadigd raken. De informatie over de erfelijke eigenschappen is dan veranderd.

Dit heet een mutatie, er is dan 1 of meerdere genen gemuteerd.

Als deze mutatie te zien is in het fenotype dan noem je het organisme een mutant.

Slide 5 - Tekstslide

-Je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is.

Als een mutatie voorkomt in 1 lichaamscel heeft dat weinig invloed.


Komt een mutatie voor in een geslachtscel heeft dit veel invloed.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

mutatie
Mutatie in een lichaamscel is meestal niet zichtbaar in het fenotype.
Mutatie in een bevruchte eicel is meestal wel zichtbaar

Mutatie zichtbaar--> mutant

Slide 8 - Tekstslide

Wat kan mutatie veroorzaken?
Zorg dat het niet in aanraking komt met geslachtsorgaan.
  • mutagene stoffen: asbest, sigarette rook
  • mutagene straling:               uv-straling, rontgen straling


Slide 9 - Tekstslide

-Je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is.

Sommige mutaties zijn onschadelijk, sommige zijn schadelijk en sommige geven juist een voordeel.

Als de mutatie onschadelijk is of een voordeel geeft word deze vaak doorgegeven aan de nakomelingen. Daardoor krijg je meer variatie in genotypen.

Slide 10 - Tekstslide

-Ook moet je kunnen beschrijven hoe kanker ontstaat. 

Soms vinden mutaties plaats in genen die de celdeling regelen.

Hierdoor kunnen cellen zich ongeremd gaan delen, dit zorgt voor een gezwel(tumor).

Als de tumor snel groeit spreek je van kanker.

Mutagene stoffen en straling kunnen kankerverwekkend zijn. 

Slide 11 - Tekstslide

Kanker
gezwel: cellen die zich snel en ongeremd gaan delen.
goedaardig: verstoord de bouw van andere weefsels niet.
kwaardaardig: verstoord de bouw van andere weefsels wel.
uitzaaiing (metastase): kwaad-aardige cellen verplaatsen zich via bloed of lymfe.

Slide 12 - Tekstslide

-Ook moet je kunnen beschrijven hoe kanker ontstaat. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Havo gaat aan het werk.
Lezen Basisstof 4 en maken opdracht 11 t/m 14 van B4.

-Antwoorden van de opdrachten controleren  
-Formatief toetsen van de leerdoelen met 
  • de flitskaarten en 
  • de test je zelf.

Slide 15 - Tekstslide

Voor vwo ook: 
-Je moet voorbeelden kunnen geven waarin het verstandig is een genetisch advies in te winnen.  
-Ook moet je methoden van prenataal onderzoek kunnen beschrijven. 

Slide 16 - Tekstslide

Herhaling
Dominant allel: A
Recessief allel: a
Homozygoot dominant: AA
Homozygoot recessief: aa
Heterozygoot: Aa


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Een heterozygote man wordt gekruist met heterozygote vrouw.
Wat is het percentages van de heterozygote nakomelingen?
A
25%
B
0%
C
50%
D
100%

Slide 19 - Quizvraag

Een man met genotype Aa wordt gekruist met vrouw met genotype aa.
Welke nakomelingen met welk %
A
AA en aa beide 50%
B
aa 100%
C
Aa en aa beide 50%
D
Aa 100%

Slide 20 - Quizvraag

-Je moet voorbeelden kunnen geven waarin het verstandig is een genetisch advies in te winnen.  

Erfelijkheidsonderzoek gebeurt om te kijken of iemand het allel bezit voor een erfelijke ziekte. Bezit je dit allel, maar ben je niet ziek, dan ben je drager van dit allel. Je kunt het dan doorgeven aan je kinderen. Eén van de ziekten waar men naar kijkt, is aanleg voor een erfelijke vorm van borstkanker. Als een vrouw het allel bezit, moet zij nadenken of zij preventief haar borst wil laten amputeren.

Slide 21 - Tekstslide

-Je moet voorbeelden kunnen geven waarin het verstandig is een genetisch advies in te winnen.  
Het wordt belangrijker om te weten van welke ernstige ziekten je drager bent, op een moment dat je met een partner kinderen wilt krijgen. Vóór je zwanger bent, kun je genetisch advies inwinnen. Mocht duidelijk zijn dat je een verhoogde kans hebt op een kind met een genetische afwijking, dan wordt tijdens de zwangerschap al gekeken of het kind de ziekte krijgt. Hiervoor moet prenataal onderzoek gedaan worden (vóór geboorte).

Slide 22 - Tekstslide

-Ook moet je methoden van prenataal onderzoek kunnen beschrijven. 
-Echoscopie: door geluidsgloven wordt gekeken naar lichamelijke gebreken;
-Vlokkentest: door een beetje placentaweefsel weg te halen, kan chromosoomonderzoek gedaan worden en afwijkingen opgespoord worden.
-Vruchtwaterpunctie: met een naald wordt vruchtwater opgezogen. Hierin zitten cellen van het kind.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Vlokkentest en vruchtwaterpunctie.
Vlokkentest: Hier worden een paar cellen uit de placenta gezogen. Placenta bevat voor een deel cellen van het embryo. 
Vruchtwaterpunctie: In het vruchtwater drijven cellen van het embryo.

Voor en nadelen:
Vwp is betrouwbaarder (98/99 Pro mille) maar kan pas na 16 weken.
Vt kan eerder (na 11-13 weken) maar is minder betrouwbaar (98/99%).
 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

gevolgen onderzoek
Onderzoek kan uitwijzen dat er geen afwijkingen zijn bij het kind. Op een moment dat er wel afwijkingen zijn, kan besloten worden tot een abortus.

Slide 27 - Tekstslide

timer
5:00
Leerdoelen:
-Je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is.  
-Ook moet je kunnen beschrijven hoe kanker ontstaat. 
 
Voor vwo ook: 
-Je moet voorbeelden kunnen geven waarin het verstandig is een genetisch advies in te winnen.  
-Ook moet je methoden van prenataal onderzoek kunnen beschrijven. 

Kun je bereiken door:
-Te lezen / bestuderen de tekst van B4 en vwo ook B10
-Te maken: B4 opdr 11 t/m 14  en B10 (alleen vwo) 31 + 32 
-De antwoorden van de opdrachten serieus te controleren.   
-Je kennis van de leerdoelen te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.

Slide 28 - Tekstslide

Afsluiting.
Hoe ver ben je gekomen? 
Samenvatten van deze les. 
Feedback geven en vragen. 
Ga je thuis nog wat doen om de doelen te bereiken? Zo ja, wat?

Slide 29 - Tekstslide

Genoteerd wat je thuis gaat doen?  
Pak dan je tas in en wacht nog even rustig op je eigen plek tot het tijd is.

Slide 30 - Tekstslide

spinners per klas 
       hv1a                       hv1b                           hv2a                         hv2b

Slide 31 - Tekstslide