stap 3. Zoek nu andere werkwoorden (of delen van werkwoorden), zet daar
een streep voor en achter.
Volgende week / heeft /de voorzitter een gesprek over de contributie.
stap 4. Kijk of je de woorden die overblijven voor de pv kunt zetten.
Blijft de betekenis goed, dan heb je te maken met een zinsdeel.
De voorzitter heeft volgende week een gesprek over de contributie.
Een gesprek over de contributie heeft de voorzitter volgende week.
Volgende week / heeft /de voorzitter / een gesprek over de contributie.