Les 3: Herhaling zinsdelen -WWG - ON

Grammatica zinsontleding - herhalen
* Zinsdelen maken
- Stap 1 - alle WW tussen 2 strepen
- Stap 2 - Alles voor de PV is 1 zinsdeel
- Stap 3 - Elk vraagwoord/ functie tussen 2 strepen
* WWG
- Alle WW in de zin
- woordje TE
- Scheidbaar samengesteld WW
*ON
- Wie/ Wat + WWG =
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsontleding - herhalen
* Zinsdelen maken
- Stap 1 - alle WW tussen 2 strepen
- Stap 2 - Alles voor de PV is 1 zinsdeel
- Stap 3 - Elk vraagwoord/ functie tussen 2 strepen
* WWG
- Alle WW in de zin
- woordje TE
- Scheidbaar samengesteld WW
*ON
- Wie/ Wat + WWG =

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 1  zinsdelen
- Maak de zinnen op slide 3 t/m 8
- Kies steeds het vraagwoord/ de functie dat bij het aangegeven zinsdeel past.

Slide 2 - Tekstslide

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel:
Een internationaal team van wetenschappers

zin 1: Een internationaal team van wetenschappers fotografeerde met hittegevoelige camera's de kolossale tombes.
A
Wie
B
Wat
C
Waarmee
D
Hoe

Slide 3 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel:
met hittegevoelige camera's

zin 1: Een internationaal team van wetenschappers fotografeerde met hittegevoelige camera's de kolossale tombes.
A
Wie
B
Wat
C
Waarmee
D
Hoe

Slide 4 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel:
haar leerlingen

Zin 2: De lerares Frans stuurde haar leerlingen via de elektronische leeromgeving een bericht over de repetitie.
A
Wie
B
Hoe
C
Aan wie
D
Wat

Slide 5 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel:
via de elektronische leeromgeving

Zin 2: De lerares Frans stuurde haar leerlingen via de elektronische leeromgeving een bericht over de repetitie.
A
Wie
B
Hoe
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 6 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel:
volgende week

Zin 3: De leerplichtambtenaar zal volgende week de spijbelaars spreken.
A
Wie
B
Wat
C
Wanneer
D
Waar

Slide 7 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel:
zijn medespelers

Zin 4: De aanvoerder reikte zijn medespelers de gewonnen bokaal aan.
A
Wie
B
Wat
C
Wanneer
D
Aan wie

Slide 8 - Quizvraag

Opdracht 2  zinsdelen
* Verdeel de zinnen in zinsdelen op slide 10 t/m 16
* Neem de zin dus over en zet strepen op de juiste plekken

Slide 9 - Tekstslide

Verdeel in zinsdelen:

Zin 1: In het nieuwe nummer van Discovery Magazine heeft de redacteur een artikel over vliegangst geschreven.

Slide 10 - Open vraag

Verdeel in zinsdelen:

Zin 2: Volgens de woordvoerder van PostNL kunnen postbodes heel goed als wijkbewaker optreden.

Slide 11 - Open vraag

Verdeel in zinsdelen:
Zin 3: Een groep deelnemers van de klimaatvergadering heeft de voorzitter een voorstel voor het tegengaan van luchtvervuiling gemaild.

Slide 12 - Open vraag

Verdeel in zinsdelen:
Zin 4: Een rijke bankier wil als vriendelijk gebaar de noodlijdende amateurvoetbalclubs gratis voetbaltenues schenken.

Slide 13 - Open vraag

Verdeel in zinsdelen:
Zin 5:

Slide 14 - Open vraag

Verdeel in zinsdelen:
Zin 5: Neem jij voor je ouders nog een kaartje voor de schoolmusical mee?

Slide 15 - Open vraag

Verdeel in zinsdelen:
Zin 6: De militair gaf tijdens zijn afscheidsbijeenkomst zijn vrouw en kinderen een foto.

Slide 16 - Open vraag

Opdracht 3  WWG
Geef van de volgende zinnen op slide 18 t/m 23 aan wat het hele werkwoordelijk gezegde is.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het WWG?

Zin 1: De docent vraagt mij zijn vraag te beantwoorden.
A
vraagt
B
vraagt, beantwoorden
C
vraagt, te beantwoorden
D
beantwoorden

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het WWG?

Zin 2: Hoe zal het zoontje van de prinses heten?
A
heten
B
zal, heten
C
zal
D
er is geen wwg

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het WWG?

Zin 3: De school heeft besloten haar deuren te sluiten.
A
heeft, besloten
B
heeft, besloten, sluiten
C
heeft besloten te sluiten
D
heeft sluiten

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het WWG?

Zin 4: De kinderen delen nu aan elkaar allemaal snoepjes uit op het schoolplein.
A
delen
B
delen aan elkaar
C
delen op het schoolplein
D
delen uit

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het WWG?

Zin 5: Hoe laat komen jouw kinderen uit Italië aan?
A
komen aan
B
komen uit
C
komen
D
Er is geen WWG

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het WWG?
Zin 6:
Op zondag zou ik graag brieven willen gaan leren schrijven aan eenzame mensen.

A
zou schrijven
B
zou willen gaan
C
zou willen gaan leren schrijven
D
willen schrijven

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht 4  ON
Geef van de volgende zinnen op slide 25 t/m 30 aan wat het onderwerp  is.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het ON?

Zin 1: De meeste kinderen bezoeken liever geen musea.
A
De meeste
B
De meeste kinderen
C
musea
D
liever

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het ON?

Zin 2: Volgende week halen de leerlingen uit de klas al hun schoolspullen op.
A
Volgende week
B
al hun schoolspullen
C
de leerlingen
D
de leerlingen uit de klas

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het ON?

Zin 3: In de trams mogen de passagiers niet meer dicht bij elkaar zitten.
A
In de trams
B
de passagiers
C
dicht bij elkaar
D
de passagiers niet meer dicht

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het ON?

Zin 4: Om 20.00 krijg ik altijd zin in een pizza.
A
ik
B
zin
C
altijd
D
een pizza

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het ON?

Zin 5: De grammaticazinnen over het onderwerp maken zelfstandige mensen op hun laptop.
A
op hun laptop
B
De grammaticazinnen
C
De grammaticazinnen over het onderwerp
D
zelfstandige mensen

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het ON?

Zin 6: Mijn hondje van 8 weken ziet er nog erg pluizig uit.

A
ziet uit
B
Mijn hondje van 8 weken
C
Mijn hondje
D
erg pluizig

Slide 30 - Quizvraag

Opdracht 5  Alles
- Noteer de zinsdelen
- Het WWG
- Het ON

Slide 31 - Tekstslide

Zin 1: Op maandagochtend ben ik altijd erg scherp.

Slide 32 - Open vraag

Zin 2 : Op de tafel lag een portemonnee met veel geld op mij te wachten.

Slide 33 - Open vraag

Ik kan nu zinsdelen maken.
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quizvraag

Ik kan nu het WWG vinden in een zin.
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quizvraag

Ik kan nu het ON vinden in een zin.
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quizvraag

Einde les

Slide 37 - Tekstslide