SO 2.1 & 2.2

Mens & Maatschappij
SO 2.1 & 2.2
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Mens & Maatschappij
SO 2.1 & 2.2

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 2.1
De volgende vragen horen bij paragraaf 2.1

Slide 2 - Tekstslide

Open vragen

Slide 3 - Tekstslide

Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving:

lid van de regering

Slide 4 - Open vraag

Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving:

organisatie van werknemers die opkomt voor de belangen van werknemers

Slide 5 - Open vraag

Door wie werden de leden van de Tweede Kamer vóór 1848 gekozen?

Slide 6 - Open vraag

Je ziet hier een gebeurtenis uit 1848. Was de gebeurtenis op het schilderij een oorzaak of een gevolg van het feit dat Willem II de nieuwe grondwet van 1848 tekende? Leg je antwoord uit met een argument.

Bron 1 laat een oorzaak / gevolg zien, omdat

Slide 7 - Open vraag

Leg uit waarom Nederland na de grondwetswijziging van 1848 nog geen echte democratie genoemd kon worden.

Slide 8 - Open vraag

Welke vrijheid uit de grondwet van 1848 werd hier overtreden?

Slide 9 - Open vraag

Noteer twee overeenkomsten tussen de kinderen in dit krantenbericht en de kinderen die leefden in de periode van de sociale kwestie.

Slide 10 - Open vraag

Meerkeuze vragen

Slide 11 - Tekstslide

Wie had tussen 1815 en 1848 de meeste macht in Nederland?
A
de ministers
B
de rijke mannen
C
het Parlement
D
koning Willem I

Slide 12 - Quizvraag

Voor of na 1848?

De koning kiest de leden van de Eerste Kamer.
A
voor 1814
B
na 1848
C
beide

Slide 13 - Quizvraag

Voor of na 1848?

De koning is het staatshoofd van Nederland.
A
voor 1814
B
na 1848
C
beide

Slide 14 - Quizvraag

Voor of na 1848?

De koning mag zijn ministers ontslaan.
A
voor 1814
B
na 1848
C
beide

Slide 15 - Quizvraag

Voor of na 1848?

Het parlement bepaalt wie er in de regering zit.
A
voor 1814
B
na 1848
C
beide

Slide 16 - Quizvraag

Voor of na 1848?

Nederland is een constitutionele monarchie.
A
voor 1814
B
na 1848
C
beide

Slide 17 - Quizvraag

Bij welke stroming hoorde Thorbecke?
A
conservatieven
B
katholieken
C
koningsgezinden
D
liberalen

Slide 18 - Quizvraag

Wat hield het Kinderwetje van Van Houten in de praktijk in?
A
Kinderen mochten niet meer werken.
B
Kinderen onder de twaalf jaar mochten niet langer dan acht uur in de fabriek werken.
C
Kinderen onder de twaalf jaar mochten niet meer in de fabriek werken
D
Kinderen onder de twaalf jaar mochten niet meer werken.

Slide 19 - Quizvraag

Paragraaf 2.2
De volgende vragen horen bij paragraaf 2.2

Slide 20 - Tekstslide

Sleepvragen

Slide 21 - Tekstslide

Sleep de drie juiste zinnen in het groene vak. 
A. Als katholieken gelijke rechten en kansen krijgen, spreek je van emancipatie.
B. Door de leerplichtwet kwam er veel meer kinderarbeid.
C. Door het kinderwetje van Van Houten kregen meer kinderen onderwijs.
D. De ‘School met den Bijbel’ is een bijzondere school.
E. Iemand die in de politiek streeft naar meer gelijkheid is een confessioneel.

Slide 22 - Sleepvraag

Open vragen

Slide 23 - Tekstslide

Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving:

het krijgen van gelijke rechten en inhalen van achterstanden

Slide 24 - Open vraag

Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving:

als iedereen mag stemmen

Slide 25 - Open vraag

Suze Groeneweg was de eerste vrouw die in de Tweede Kamer zat. Zelf mocht ze toen nog niet eens stemmen. Hoe kan het dat Suze toen toch in de Tweede Kamer zat?

Slide 26 - Open vraag

In 1870 was er nog geen parlementaire democratie in Nederland. Toch was er wel een parlement. Leg uit waarom we het toch geen parlementaire democratie noemen.

Slide 27 - Open vraag

Maak met een politiek voorbeeld duidelijk dat vrouwen rond 1900 gediscrimineerd werden.


Slide 28 - Open vraag

Maak met een economisch voorbeeld duidelijk dat vrouwen rond 1900 gediscrimineerd werden.


Slide 29 - Open vraag

Deze spotprent gaat over een gebeurtenis in 1917. Aletta Jacobs is niet blij en houdt een papiertje met ‘niks’ in haar hand: ze heeft niks bereikt.

Leg uit waarom Aletta Jacobs niet blij is en wat ze niet heeft bereikt.

Slide 30 - Open vraag

Bekijk de bron. Deze demonstrerende mensen houden een spandoek omhoog. Leg met een bronelement uit of hier sprake is van feminisme.

Slide 31 - Open vraag

Meerkeuze vragen

Slide 32 - Tekstslide

Lees de bron.

Bij welke politieke partij passen deze standpunten het beste?
A
een confessionele partij
B
een conservatieve partij
C
een liberale partij
D
een socialistische partij

Slide 33 - Quizvraag

Kies de politieke stroming die de ongelijkheid in de maatschappij via een revolutie wilde veranderen.
A
de communisten
B
de confessionelen
C
de conservatieven
D
de liberalen

Slide 34 - Quizvraag

In Nederland kwam in het begin van de twintigste eeuw een aantal verschillende radio-omroepen. Wat is daarvoor de beste uitleg?

A
Elke politieke partij stichtte een omroep
B
Elke provincie kreeg een eigen omroep
C
Elke stroming stichtte een eigen omroep
D
Er kwamen omroepen voor vrouwen en mannen

Slide 35 - Quizvraag

Einde toets
Controleer goed of je alle vragen hebt beantwoord.

Slide 36 - Tekstslide