Pak je boek, schrift, laptop, pen, en rekenmachine erbij
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Ga rustig zitten
Pak je boek, schrift, laptop, pen, en rekenmachine erbij
Slide 1 - Tekstslide
Rekenen met massa en zwaartekracht
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen:
- Krachten berekenen
- Krachten tekenen
- Resultante kracht bepalen
- rekenen met veerkracht
Slide 3 - Tekstslide
= Zwaartekracht
g = 9,81 N/kg
In woorden: zwaartekracht is massa x 9,81 N/kg
Let op: massa moet in kg.
bv: Bereken de zwaartekracht op een fles cola van 800 gram.
uitwerking: massa = 800gram = 0,8 kg
dus Fz = m x g = 0,8 x 9,81 = 7,85 Newton
Fz=m⋅g
Slide 4 - Tekstslide
Wat is de zwaartekracht op een massa van 4400 gram?
A
43164 N
B
4316 N
C
43,16 N
D
4,316 N
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de kracht op een watermeloen met een massa van 1,3 kilogram?
A
127530 N
B
12753 N
C
127,53 N
D
12,753 N
Slide 6 - Quizvraag
Op welke massa werkt een zwaartekracht van 23 N?
A
2,34 kg
B
23,4 kg
C
234 kg
D
0,234kg
Slide 7 - Quizvraag
Krachten
Een kracht teken je met behulp van een pijl.
Een kracht heeft drie eigenschappen
Aangrijpingspunt (het punt waar de kracht
wordt uitgeoefend)
Richting van de kracht
Grootte van de kracht
Slide 8 - Tekstslide
Het aangrijpingspunt is......
A
het punt waar de kracht wordt uitgeoefend
B
het eindpunt van de kracht
C
het zwaartepunt
D
de normaalkracht
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Video
De stappen...
Kies een gepaste schaal
Maak je berekeningen
Teken je kracht met het juiste aangrijpingspunt
Voorbeeld: Teken een kracht naar rechts van 40 N...
Stap 1: 1 cm ≙ 5 N.
Stap 2: 40 N = 8 cm
Slide 11 - Tekstslide
De volgende opdracht gaat over het voorgaande filmpje
Slide 12 - Tekstslide
Teken een kracht van 40N dat Ilse op het winkelwagentje uitoefent. De schaal blijft hetzelfde 1 cm ≙ 5 N. Teken net zoals in het filmpje de winkelwagen met Ilse. De kracht netjes met liniaal. Maak een foto van de tekening.
Slide 13 - Open vraag
Krachten optellen en aftrekken:
Krachten in dezelfde richting tellen we bij elkaar op.
Dus 100N + 180N = 280N naar links, dat is de somkracht
Slide 14 - Tekstslide
Krachten in tegenovergestelde richtingen trekken we van elkaar af.
De resulterende kracht is
180N - 100N = 80N
Dus met 80N naar rechts.
Dat is de somkracht.
De rechter smurf wint.
Slide 15 - Tekstslide
Wat is de som kracht?
A
290 N links
B
290 N rechts
C
50 N rechts
D
50 N links
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de som kracht?
A
490 N rechts
B
490 N links
C
150 N links
D
150 N rechts
Slide 17 - Quizvraag
De somkracht van twee krachten kan je altijd gewoon bij elkaar optellen
A
Waar
B
Niet Waar
C
soms
D
altijd
Slide 18 - Quizvraag
1 hokje ≙ 100 N. Hoe groot is de somkracht?
A
100 N
B
200 N
C
300 N
D
500 N
Slide 19 - Quizvraag
Wanneer de somkracht 0 is, dan...
A
sta je altijd stil
B
Sta je stil of beweeg je met een constante snelheid
C
versnel je
D
vlieg je weg
Slide 20 - Quizvraag
Als de somkracht kleiner is dan alle tegenwerkende krachten samen, dan is de beweging?
A
Versneld
B
Vertraagd
C
Constant
D
kun je niet weten
Slide 21 - Quizvraag
Veerkracht
Veerkracht is de kracht die door een (spring)veer uitgeoefend wordt. Wanneer je een veer indrukt of uit elkaar trekt, de veer heeft altijd de neiging om in zijn neutrale vorm terug te komen.
Fv
Slide 22 - Tekstslide
Veerkracht
Fv
Slide 23 - Tekstslide
Veerkracht....
als je een veerkrachtig voorwerp induwt of uitrekt voel je de veerkracht
hoe meer induwen of uitrekken, hoe groter de veerkracht is
de richting van de veerkracht is altijd zo gericht dat de veer terug wil naar zijn normale lengte
Slide 24 - Tekstslide
Veerconstante
Rechtevenredig
Slide 25 - Tekstslide
Veerconstante
Hoe groter de veerconstante des te stugger de veer.
Welke veer is het stugst
Slide 26 - Tekstslide
Waar staat C voor in de formule voor de veerkracht
A
Veerkracht
B
Veerconstante
C
Uitrekking
D
Celsius
Slide 27 - Quizvraag
De veerkracht is...
A
...de kracht die een veer uitoefent als deze wordt vervormd
B
...de kracht die ervoor zorgt dat atleten heel hoog kunnen springen
C
...de kracht die de zwaartekracht uitoefent op een spiraalveer
D
hoeveel veren in je kussen zitten
Slide 28 - Quizvraag
Welke richting werkt de veerkracht?
A
Naar links
B
Naar rechts
C
Naar binnen
D
Naar buiten
Slide 29 - Quizvraag
Hoe bereken je veerkracht
A
Fv= C x t
B
Fv= C x u
C
Fv= C x v
D
Fz= m x g
Slide 30 - Quizvraag
De eenheid van veerconstante is
A
C
B
c
C
N/cm
D
Ncm
Slide 31 - Quizvraag
Wat geeft de veerconstante aan?
A
hoeveel kracht er aan de veer hangt om 1 cm uit te rekken