Het onderwerp van de tekst is waar de tekst over gaat.
Een onderwerp kun je in een of een paar woorden zeggen.
Slide 3 - Tekstslide
Drie onderdelen van een tekst
In de inleiding maak je kennis met het onderwerp van de tekst.
In het middenstuk lees je over verschillende delen van het onderwerp (deelonderwerpen).
In het slot wordt het belangrijkste uit de tekst vaak kort herhaald.
Slide 4 - Tekstslide
Opdrachten maken
Hoofdstuk 1, Lezen, opdracht 1 en 2.
Bladzijde 12.
Slide 5 - Tekstslide
1. Wat is het onderwerp van deze tekst?
Slide 6 - Tekstslide
1. Wat is het onderwerp van deze tekst?
Zevenling haalt middelbareschooldiploma.
Slide 7 - Tekstslide
2. Welke alinea’s vormen het middenstuk?
Slide 8 - Tekstslide
2. Welke alinea’s vormen het middenstuk?
Alinea 2, 3 en 4.
Slide 9 - Tekstslide
3. Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
Slide 10 - Tekstslide
3. Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
Wereldberoemd
Slide 11 - Tekstslide
4. Vul een passend tussenkopje voor alinea 3 in.
Slide 12 - Tekstslide
4. Vul een passend tussenkopje voor alinea 3 in.
Samen.
Slide 13 - Tekstslide
5. In welke alinea lees je wat de zevenling gaat doen, nadat ze hun diploma gehaald hebben?
Slide 14 - Tekstslide
5. In welke alinea lees je wat de zevenling gaat doen, nadat ze hun diploma gehaald hebben?
Alinea 4
Slide 15 - Tekstslide
6. Vul drie cadeaus in die de ouders kregen na de geboorte van de zevenling.
Slide 16 - Tekstslide
6. Vul drie cadeaus in die de ouders kregen na de geboorte van de zevenling.
Een groot huis.
Een bankrekening (voor een ondersteuningsfonds).
Wegwerpluiers voor altijd.
Slide 17 - Tekstslide
7. Zijn de zinnen over het slot van de tekst waar of niet waar?
Slide 18 - Tekstslide
7. Zijn de zinnen over het slot van de tekst waar of niet waar?
De schrijver herhaalt het belangrijkste uit de tekst.
waar.
De schrijver vertelt nog iets extra’s over de plannen van de zevenling.
waar.
Slide 19 - Tekstslide
1. Wat voor een soort tekst is tekst 2?
Slide 20 - Tekstslide
1. Wat voor een soort tekst is tekst 2?
Een artikel
Slide 21 - Tekstslide
2. Wat is het onderwerp van tekst 2? Vul één woord in.
Slide 22 - Tekstslide
2. Wat is het onderwerp van tekst 2? Vul één woord in.
Papegaaiduikers
Slide 23 - Tekstslide
3. Noteer de alineanummers 2, 3, 4 en 5 onder elkaar. Zet de juiste deelonderwerpen erachter.
Slide 24 - Tekstslide
3. Noteer de alineanummers 2, 3, 4 en 5 onder elkaar. Zet de juiste deelonderwerpen erachter.
Alinea 2 - flirten in het voorjaar.
Alinea 3 - nesten en broeden.
Alinea 4 - voeden.
Alinea 5 - uitvliegen.
Slide 25 - Tekstslide
4. Wat betekenen deze woorden of uitdrukkingen uit de tekst? Maak de juiste combinaties.
Slide 26 - Tekstslide
4. Wat betekenen deze woorden of uitdrukkingen uit de tekst? Maak de juiste combinaties.
Mysterieuze - raadselachtige.
Verkassen - vertrekken.
Volbracht - klaar.
Van pas komen - gebruikt worden.
Stek - plek.
Uithangen - zich bevinden.
Onvindbaar - spoorloos.
Slide 27 - Tekstslide
5. Wat doen de papegaaiduikers als ze na de winter aangekomen zijn op de Britse rotsen?
Slide 28 - Tekstslide
5. Wat doen de papegaaiduikers als ze na de winter aangekomen zijn op de Britse rotsen?
Zij zoeken een plekje om te broeden en om een jong groot en sterk te laten worden.
Slide 29 - Tekstslide
6. Wat gebruiken papegaaiduikers om een nest te bouwen?
Slide 30 - Tekstslide
6. Wat gebruiken papegaaiduikers om een nest te bouwen?
Papegaaiduikers gebruiken twijgjes, blaadjes, veren en zeewier voor hun nest. (al. 3)
Slide 31 - Tekstslide
7. De deelonderwerpen van alinea 1 tot en met 5 staan in een logische volgorde. Waarom is die volgorde logisch?
Je antwoord is goed als je de volgorde van de tijd (de chronologische volgorde) uitgelegd hebt.
De volgorde is logisch, omdat de tekst begint met het landen op de kust en het begin van het broedseizoen (lente). Dan lees je in de juiste volgorde wat ze daarna doen totdat ze weer wegvliegen als het broedseizoen is afgelopen (einde zomer / begin herfst).