Naamvallen: ontleden

Heute: Ontleden
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Heute: Ontleden

Slide 1 - Tekstslide

Ontleden ja/nee?
Om te bepalen welke naamval je voor een zinsdeel moet gebruiken, kun je enkele stappen zetten:

stap 1: Zoek naar een voorzetsel in het zinsdeel. 
stap 2:  Als er geen voorzetsel is, dan ga je ontleden!

Slide 2 - Tekstslide

stap 2: Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin naar onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

  • onderwerp: 1e naamval
  • lijdend voorwerp: 4e naamval
  • meewerkend voorwerp: 3e naamval

Slide 3 - Tekstslide

Ontleden (net als in het Nederlands)
Ich habe meiner Mutter eine Zeitung gekauft

[onderwerp]   [meew. vw]      [lijdend vw]
         1e                            3e                           4e

Slide 4 - Tekstslide

Stappenplan ontleden
Stap 1: Kijk naar de werkwoorden in de zin



Ik heb voor mijn moeder een krant gekocht.  

Slide 5 - Tekstslide

Stappenplan ontleden
Stap 2: Kijk naar het onderwerp

vraag: “wie/ wat + werkwoorden” ? = onderwerp

Ik heb voor mijn moeder een krant gekocht.  

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan ontleden
Stap 3: Kijk naar het lijdend voorwerp
lijdend voorwerp = 4e naamval
 
vraag: “wie/ wat + onderwerp + werkwoorden” ? =
lijdend voorwerp
 
Ik heb voor mijn moeder een krant gekocht. 

Slide 7 - Tekstslide

Ontleden (net als in het Nederlands)
Stap 4: Kijk naar het meewerkend voorwerp
meewerkend voorwerp = 3e naamval
 
vraag: “aan wie/ voor wie” ? = meewerkend voorwerp
 
Ik heb voor mijn moeder een krant gekocht.  

Slide 8 - Tekstslide

Doe altijd hetzelfde!
Staat er een voorzetsel?
Ja --> kies dan meteen de juiste naamval 
nee --> ga ontleden en kies op die manier de juiste naamval

Slide 9 - Tekstslide

Der Programmierer kauft einen Computer.
Der Programmierer =
A
1ste naamval
B
2de naamval
C
3de naamval
D
4de naamval

Slide 10 - Quizvraag

Der Programmierer kauft einen Computer.
einen Computer =
A
1ste naamval
B
2de naamval
C
3de naamval
D
4de naamval

Slide 11 - Quizvraag

Ich kenne d... Verkäufer nicht.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 12 - Quizvraag

Ich kaufe ein... Kilo (o) Äpfel.
A
ein
B
eine
C
einem
D
einen

Slide 13 - Quizvraag

Ist d... Wasser frisch?
A
dem
B
dein
C
das
D
den

Slide 14 - Quizvraag

Hausaufgaben
  • Kapitel 1: 52, 53, 55

Slide 15 - Tekstslide

Wiederholung: Ontleden

Slide 16 - Tekstslide

Welke naamval hoort bij het onderwerp?
A
1ste naamval
B
2de naamval
C
3de naamval
D
4de naamval

Slide 17 - Quizvraag

Welke naamval hoort bij het lijdend voorwerp?
A
1ste naamval
B
2de naamval
C
3de naamval
D
4de naamval

Slide 18 - Quizvraag

Welke naamval hoort bij het meewerkend voorwerp?
A
1ste naamval
B
2de naamval
C
3de naamval
D
4de naamval

Slide 19 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + pv
C
wie / wat + onderwerp + gezegde
D
aan wie / voor wie

Slide 20 - Quizvraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + pv
C
wie / wat + onderwerp + gezegde
D
aan wie / voor wie

Slide 21 - Quizvraag

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + pv
C
wie / wat + onderwerp + gezegde
D
aan wie / voor wie

Slide 22 - Quizvraag

Üben
Je gaat oefenen met het ontleden. 
Gebruik voor de oefening je aantekeningen en het naamvallenschema.

Let goed op het geslacht en welk schema je moet gebruiken.  Gebruik de stappen - gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.

Slide 23 - Tekstslide

Ich habe d.... Chef (m) endlich mal d... Wahrheit (v) gesagt.

Slide 24 - Open vraag

Ich habe d.... Großmutter im Krankenhaus besucht.

Slide 25 - Open vraag

Vater gibt d..... Kinder... nur wenig Taschengeld.

Slide 26 - Open vraag

Du sollst sofort d..... Direktorin anrufen.

Slide 27 - Open vraag

Wir haben d.... Firma (v) ein... günstiges Angebot (o) gemacht.

Slide 28 - Open vraag

Wir machen Ihnen ein.... Vorschlag (m).

Slide 29 - Open vraag