H12.7 zuren-basen

H10  Zuren en basen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H10  Zuren en basen

Slide 1 - Tekstslide

vorige les
par 12.6
maken 
Opdrachten 72, 75, 77, 78, 80, 81, 82




Slide 2 - Tekstslide

Alle stoffen hebben een zuurtegraad. Deze geef je aan met de pH. 

Slide 3 - Tekstslide

eigenschappen zure oplossingen
zuren:
  • komen voor als maagzuur, mierenzuur (brandnetel, kwal)
  • hebben een ontkalkende werking
  • zure oplossing kan gevaarlijk zijn
eigenschappen:
  • smaken zuur
  • pH kleiner dan 7
  • zure oplossingen geleiden stroom, er ontstaat waterstof ( H2 )

Slide 4 - Tekstslide

reactie zure oplossing met metalen
Metalen reageren met zure oplossingen. 
bijv: aluminium pan lost op wanneer je er rabarber (zuur) in kookt !

Etsen: metaal insmeren met vet, 
tekening krassen in metaal, 
behandelen met zuur. 


Slide 5 - Tekstslide

Bekende zuren
zuren komen voor als:
  • gas  ( waterstofchloride)
  • vloeibaar (zwavelzuur, salpeterzuur, ... )
  • vast (stearinezuur, citroenzuur, ...)

Veel zuren worden verdund gebruikt, opgelost in water. Verdunde zuren zijn minder geconcentreerd.

Slide 6 - Tekstslide

Zuur oplossen in water
waterstofchloride (H Cl):
   H Cl (g)  -->  H+ (aq)   +   Cl- (aq)  

de oplossing heet zoutzuur { = H+ (aq) + Cl- (aq) }

het H+ -ion maakt de oplossing zuur !

Slide 7 - Tekstslide

Zuur oplossen in water
salpeterzuur (H NO3):
   H NO3 (l) -->  H+ (aq) + NO3- (aq) 
zwavelzuur (H2 SO4):
   H2 SO4 (l)  -->  2 H+ (aq)   +   SO42- (aq)  
azijnzuur (H Ac):
   H Ac (l) --> H+ (aq) + Ac- (aq) 

Slide 8 - Tekstslide

Zuur oplossen in water
koolzuur (CO2 oplost in water)
   CO2 (aq)  +  H2O (l) -->  2 H+ (aq) + CO32- (aq) 

koolzuur zit in frisdrank = zure oplossing

Slide 9 - Tekstslide

pH en H+ - ionen
  • pH geeft aan hoe zuur een oplossing is

  • over hoeveel H+ -ionen zijn opgelost (in 1 liter water)

  • dus iets over de concentratie H+ in de oplossing

Slide 10 - Tekstslide

pH en H+ - ionen
  • Als de oplossing lager wordt in pH wordt de concentratie H+ -ionen groter
  • Als de pH één lager is, is de oplossing                             10 x zo zuur (logaritmische schaal)
  • een oplossing pH 3 is 1000 x zo zuur als een oplossing van pH 6:  10 x 10 x10 = 1000 x


Slide 11 - Tekstslide

Zuur en base
pH zuur = <7
pH base = >7
 bij elkaar dan ontzuur je  de zure oplossing
 met een base
= NEUTRALISEREN

Slide 12 - Tekstslide

Neutraliseren
H+-ionen reageren met basische ionen
er ontstaan neutrale stoffen
Dit  noem je een  ZUUR-BASE-REACTIE

Slide 13 - Tekstslide

Vier meest voorkomende 
zuur-base reacties

Slide 14 - Tekstslide

zuur-basereacties
Zoals eerder besproken zijn er drie basische ionen. 
OH- (hydroxide-ion)
O2- (oxide-ion)
CO32- (carbonaat-ion)
Deze basische ionen kunnen H+-ionen binden, uit de oplossing halen. Hierdoor wordt de oplossing ontzuurt.

Slide 15 - Tekstslide

zuur-basereacties
Standaard zuur-basereacties: 
hydroxide-ion:   H+ (aq)  +  OH- (aq) -->  H2O (l)
oxide-ion:          2 H+ (aq)  +  O2-  (aq)  -->  H2O (l)
carbonaat-ion:  2 H+ (aq)  +  CO32- (aq)  -->  H2O (l)  +  CO2 (g)

Slide 16 - Tekstslide

basische ionen vrijmaken
Om de zuur-basereactie snel te laten verlopen moeten de ionen vrij in een oplossing voorkomen. De stoffen dienen liefst goed op te lossen in water. Dus maak je gebruik van 
zure oplossingen, bijv salpeterzuur-oplossing. 
H NO3 (l)  -->  H+ (aq)  +  NO3- (aq)
basische oplossingen, bijv kaliumhydroxide-oplossing
K OH (s)  -->   K+ (aq)  +  OH- (aq)

Slide 17 - Tekstslide

Basische ionen vrijmaken
Basische ionen zijn niet altijd los beschikbaar, soms zijn ze gebonden aan metaal-ionen.  O2- geeft altijd een slecht oplosbaar zout, CO32- en OH- soms.
In dat geval reageert de gehele stof. Het metaal-ion blijft na de reactie in de oplossing achter. Bijv  MgO (s) is slecht oplosbaar:

H+ (aq)  +   MgO (s)  --->   H2O (l)  +  Mg2+ (aq)
voor het opstellen van deze zuur-basereactie doorloop je enkele stappen

Slide 18 - Tekstslide

stappenplan:
  1. Wat is het zure ion?
  2. wat is het basische ion?
  3. schrijf de standaardreactie op
  4. zoek op of de base goed oplost
  5. wanneer base goed oplost, klaar wanneer base slecht oplost, metaalion opnemen in de reactie
  6. maak de verhoudingsforlume van de basische stof kloppend
  7. maak de reactievergelijking  kloppend
zoutzuur reageert met magnesiumoxide
  1.     H+
  2.    O2-
  3.   2 H+ (aq)  +  O2- (aq)  -->  H2O (l)
  4. magnesiumoxide is slecht oplosbaar
  5.  2 H+ (aq) +  Mg2+ O2- (s) --> H2O (l) + Mg2+ (aq)
  6. klopt
  7. klopt

Slide 19 - Tekstslide

stappenplan:
  1. Wat is het zure ion?
  2. wat is het basische ion?
  3. schrijf de standaardreactie op
  4. zoek op of de base goed oplost
  5. wanneer base goed oplost, klaar wanneer base slecht oplost, metaalion opnemen in de reactie
  6. maak de verhoudingsforlume van de basische stof kloppend
  7. maak de reactievergelijking  kloppend
zoutzuur reageert met aluminiummoxide
  1.     H+
  2.    O2-
  3.   2 H+ (aq)  +  O2- (aq)  -->  H2O (l)
  4. aluminiumoxide is slecht oplosbaar
  5.  2 H+ (aq) +   Al3+ O2- (s) --> H2O (l) + Al3+ (aq)
  6. 2 H+ (aq) + (Al3+)2(O2-)3 (s) --> H2O (l) + Al3+ (aq)
  7. 6 H+ (aq) + (Al3+)2(O2-)3 (s) --> 3 H2O (l) +  2 Al3+ (aq)

Slide 20 - Tekstslide

stappenplan:
  1. Wat is het zure ion?
  2. wat is het basische ion?
  3. schrijf de standaard reactie op
  4. zoek op of de base goed oplost
  5. wanneer base goed oplost, klaar wanneer base slecht oplost, metaalion opnemen in de reactie
  6. maak de verhoudingsformule van de basische stof kloppend
  7. maak de reactievergelijking  kloppend
zoutzuur reageert met zinkhydroxide
  1.    H+
  2.   OH-
  3.  H+ (aq)  +  OH- (aq)  -->  H2O (l) 
  4. zinkhydroxide is slecht oplosbaar
  5.   H+ (aq) +   Zn2+ OH- (s) --> H2O (l) +  Zn2+ (aq)
  6.  H+ (aq) +  Zn2+ (OH-)2 (s) -->  H2O (l) + Zn2+ (aq)
  7. 2 H+ (aq) + Zn2+ (OH-)2 (s) --> 2 H2O (l) + Zn2+ (aq)

Slide 21 - Tekstslide

Titreren
  1. Voeg je zuur toe met extra water en een indicator (fenolftaleïne)
  2. Lees je beginstand in je buret af
  3. Voeg druppelsgewijs de basische oplossing in de buret toe
  4. Stop met toevoegen zodra de kleur blijvend is veranderd
  5. Lees de eindstand af

Slide 22 - Tekstslide

bepalen hoeveelheid zuur in oplossing
Door titratie kun je nagaan hoeveel zuur er in een oplossing/product zit. Je voert een zuur-base reactie uit:
  • H+-ionen in de zure oplossing worden door base geneutraliseerd
  • Indicator nodig om te bepalen of alle H+ heeft gereageerd, de oplossing dus neutraal is
  • titratie uitvoeren met injectiespuit (minder nauwkeurig) of buret (nauwkeurig)

Slide 23 - Tekstslide

uitvoeren titratie
Je voert altijd 2 titraties uit:
  • titratie 1 bepaal je hoeveel ml base nodig is voor een bekende zuur oplossing
  • titratie 2 bepaal je hoeveel ml base nodig is voor een onbekende zuur oplossing
  • altijd een geschikte indicator toevoegen

Slide 24 - Tekstslide

stappenplan titratie
  1. Doe 1 ml bekende zuuroplossing in een erlenmeyer
  2. Voeg enkele druppels indicator toe

Slide 25 - Tekstslide

stappenplan titratie
3.  Vul injectiespuit met base,        lees beginstand af.
4.  Voeg één druppel base           toe aan de erlenmeyer
5.  Zwenk de erlenmeyer, om       goed mengen

Slide 26 - Tekstslide

stappenplan titratie
6.  Oplossing niet verkleurd?       stappen 4 en 5 herhalen         tot kleur blijft
7.  Stop met toevoegen van         base wanneer kleur net           zichtbaar is
8.  Herhaal 1 t/m 7 voor               onbekende zure oplossing

Slide 27 - Tekstslide

Hoe bereken je de sterkte van je zuur?
  • Je begint met 1 mL azijn
  • 1,0 mL komt overeen met
                     1,2 mg azijnzuur

Hoeveel azijnzuur zit in je oplossing?
natronloog (mL)
azijnzuur (mg)

Slide 28 - Tekstslide

Titreren
1: afmeten van een aantal mL  zuur van bekende sterkte
2: indicator toevoegen
3: .. mL base toevoegen tot het omslagpunt van de indicator
4: afmeten van hetzelfde aantal mL zuur van onbekende sterkte
5: .. mL base toevoegen tot het omslagpunt van de indicator
6: uitkomsten in een verhoudingstabel zetten 
7: rekenen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

kenniscontrole
par 12.7
maken 
Opdrachten 83, 89, 90, 92, 94, 95, 96, 97




Slide 43 - Tekstslide