Meervoud op -en

Meervoud
Ik heb niet één ...., maar vijf ....
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Meervoud
Ik heb niet één ...., maar vijf ....

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Hoe maak je het meervoud?
- Vaak met - en: armen, voeten, stoelen

Bij woorden met een korte klank:  
- Enkelvoud één klinker en daarna één medeklinker? Je schrijft in het meervoud twee medeklinkers: pennen, bonnen, lessen


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Woorden met een lange klank
- Been en oor zijn woorden met een lange klank:
ee    oo

- Heeft het enkelvoud twee dezelfde klinkers met daarna één medeklinker? Dan moet één klinker weg in het meervoud. 

been-benen,  oor - oren 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Let op bij woorden met f en s
Heeft het enkelvoud twee klinkers (ee, ie, ui, oo, aa, oe, uu, au, eu) of een ij? En is de laatste letter van het woord een f?
In het meervoud schrijf je v:
brief - brieven, neef - neven, 

Of is de laatste letter een s? In het meervoud schrijf je z:
prijs - prijzen,  kaas - kazen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Eén gum, twee ...
A
gumen
B
gummen
C
gums

Slide 11 - Quizvraag

één schuur, twee ...
A
schuren
B
schuuren
C
schuurs

Slide 12 - Quizvraag

Eén kip, drie ...
A
kips
B
kippen
C
kipen

Slide 13 - Quizvraag

Eén druif, twintig ...
A
druiven
B
druifen
C
druivven

Slide 14 - Quizvraag

Eén doos, drie ...
A
doosen
B
dozen
C
doozen

Slide 15 - Quizvraag

Een klok, twee ...

Slide 16 - Open vraag

Een schaar, twee ...

Slide 17 - Open vraag

Eén lokaal, vijf ...

Slide 18 - Open vraag

Eén huis, twee ...

Slide 19 - Open vraag

Eén brief, zes ...

Slide 20 - Open vraag

Ik vind de regels voor meervoud
A
moeilijk
B
makkelijk

Slide 21 - Quizvraag